Visitatie: hoe ver mag je gaan?
Genre: Bladartikel
|36|
Het rommelt in de kerk te Nieuwhoven. Verhalen bereiken ook omliggende gemeenten. Frits van Rooij en Dirk Vervliet komen er namens de classis als visitator op bezoek. Ze informeren naar de moeiten die er zouden zijn, maar krijgen weinig respons. “Geroddel, moet u niet naar luisteren.” Frits en Dirk noemen een brief die ze onder ogen hebben gehad. “Die brief had u niet mogen zien.” Er schijnt ook iets te zijn met de predikant? “Dat is persoonlijk; zo nodig informeren we deputaten Probleembehandeling wel.” Beide visitatoren vinden het erg onbevredigend. Ze overwegen om de classis om een stevige uitspraak te vragen. Maar welke?
Visitatie: we kennen de term uit de wereld van de misdaadbestrijding. Het staat voor een vernederend onderzoek aan het lichaam, om verboden waar op te sporen. Is de kerkvisitatie ook zoiets? De meeste kerken zullen het niet zo beleven. Zij heten de visitatoren van de classis hartelijk welkom en spreken daarbij enkele roerende woorden over de waarde van het kerkverband en het belang van onderlinge steun. Ook vinden ze het in veel gevallen wel prettig als je de visitatoren van de classis te hulp kunt roepen om te adviseren bij lastige problemen in de gemeente. Maar wanneer visitatoren zelf komen met kritische vragen? Hm, dan worden zomaar de reflexen wakker van onze aversie tegen ‘toezicht’. We hoeven geen ‘inspecteurs’. We houden immers niet van die ‘typisch vrijgemaakte controlezucht’.
En toch is de visitatie wel degelijk ook bedoeld om elkaar kritisch te bevragen en waar nodig te vermanen. Zo stond het al in art. 44 van de oude (nu nog geldige) kerkorde: “Het doel van de visitatie is het tijdig vermanen van ambtsdragers bij wie in een of ander opzicht nalatigheid geconstateerd wordt, en het met raad en daad meewerken aan de vrede, de opbouw en het welzijn van de kerken”. In de nieuwe kerkorde (art. E65.2) is de volgorde van de begrippen wel veranderd, maar de zaak blijft hetzelfde: “De visitatie is gericht op het adviseren, aansporen en vermanen van de ambtsdragers met het oog op de opbouw van de gemeente en de vrede tussen de kerken”. Er is en blijft ruimte voor kritische vragen en vermanende woorden. Nee, dat is niet altijd leuk. Maar het is wel heilzaam.
Daarmee is niet gezegd dat de kerkenraad op alle vragen antwoord moet geven of alle gevraagde inlichtingen moet verschaffen. Met name wanneer het personen betreft die niet in de vergadering aanwezig zijn, is het wijs
|37|
wanneer de kerkenraad zich terughoudend opstelt. Laat de kerkenraad vooral openhartig zijn over het eigen functioneren en over de manier waarop elk van de wel aanwezigen zijn ambtelijke verantwoordelijkheid invult. Ook de visitatoren doen er verstandig aan om hun nieuwsgierigheid te bedwingen naar de details van diverse voorvallen in de gemeente. Laten zij hun vragen toespitsen op het handelen van de kerkenraad en van de afzonderlijke ambtsdragers. Wanneer de kerkenraad zich daarover niet wenst te verantwoorden, kunnen de visitatoren het echter niet afdwingen. Zij kunnen op dat moment niet meer dan hun teleurstelling verwoorden.
Een complicatie kan optreden wanneer de kerkenraad meldt dat hij al andere adviseurs erbij betrokken heeft. Dat kunnen bijvoorbeeld de deputaten Probleembehandeling zijn. Of een deskundige die via het Praktijkcentrum is ingehuurd. Of een externe functionaris. En zowel die adviseurs als de kerkenraad hebben volkomen gelijk wanneer zij het niet handig vinden als visitatoren zich er ook nog eens mee gaan bemoeien. Al te gemakkelijk levert dat immers tegenstrijdige adviezen op, wat een eventuele oplossing van de moeite niet eenvoudiger maakt.
Maar juist om te voorkomen dat visitatoren zich er op een onwenselijke manier mee gaan bemoeien, is het wel nodig dat de kerkenraad melding maakt van het inroepen van de andere adviseurs en schetst wat de moeite is waarvoor deze zijn ingeroepen. De visitatoren van hun kant doen er goed aan om zich op de hoogte te stellen van wat de andere adviseurs in werking hebben gezet. Zij weten dan wat ze kunnen laten rusten. Misschien zien ze zelfs reden om zich bij het advies van de ander aan te sluiten. Alleen wanneer ze goede gronden hebben om te oordelen dat het advies van de ander een verkeerde weg wijst (bijvoorbeeld een externe bemiddelaar die uit onkunde een onkerkelijke route adviseert) is het de taak van de visitatoren om de kerkenraad hierop te attenderen en daarmee dus voor extra problemen te behoeden. In ieder geval moet worden voorkomen dat classicale visitatoren en (bijvoorbeeld) generale deputaten elkaar tegenwerken. Laat ieder zijn eigen verantwoordelijkheid behouden en ruimte geven voor de taak van de ander.
De visitatoren brengen rapport uit aan de classis. Het is een goede regel dat ze dit rapport eerst ter verificatie toezenden aan de kerkenraad. Dat betekent dat de kerkenraad eventuele onjuistheden kan corrigeren. Het betekent niet dat de kerkenraad mag dicteren wat de visitatoren over hem schrijven, over hem oordelen of hem willen adviseren. De visitatoren staan niet in dienst van de kerkenraad, maar van de classis. Zij rapporteren naar eigen goedvinden. Wel kan de kerkenraad eisen dat bepaalde vertrouwelijke informatie niet via het rapport ter kennis van de andere kerken wordt gebracht. Maar dan behoort de kerkenraad dat tijdens de visitatie al aan te geven: we vertellen u nu zaken die tussen deze muren moeten blijven.
In de classis wordt het rapport besproken. Wanneer dat rapport gewaagt van grote moeiten in de betrokken kerk, is het vreemd wanneer de classis dat stilzwijgend zou laten
|38|
passeren. Maar dat geeft niet de bevoegdheid om in de classisvergadering de visitatie nog eens dunnetjes over te doen. En dan nu met de aanwezige afgevaardigden van de betrokken kerk als praatpaal. Het zijn de visitatoren die rapporteren; het zijn dus ook de visitatoren die eventuele vragen vanuit de classis moeten beantwoorden. De afgevaardigden van de betrokken kerk kunnen wel aanvullende informatie geven, maar alleen voor zover zij dat zelf wenselijk achten. Zo kan de classis met deze kerk meeleven en op gepaste wijze steun geven aan het advies van de visitatoren. Slechts wanneer de visitatoren met hun advies een verkeerde weg zijn ingeslagen, is het de taak van de classis om dit te corrigeren.
De classis spreekt verder geen oordeel uit over de situatie in de
betrokken kerk. Misschien dat sommige afgevaardigden wel grote
zorgen uiten. Misschien ook dat de visitatoren melden dat ze
teleurgesteld zijn over de houding van de kerkenraad. Maar dan
nog heeft de classis zich terughoudend op te stellen tegenover de
betrokken kerk. Wat de classis wel kan is:
a. herinneren aan bestaande kerkelijke afspraken en ieder
aansporen om die te blijven naleven;
b. uitspraak doen over een geschil dat in de weg van art. 31/F76
KO aan de classis wordt voorgelegd;
c. besluiten tot een nieuwe visitatie, waarbij de visitatoren
opdracht krijgen om bepaalde zaken speciaal aan de orde te
stellen;
d. bepaalde facetten van de kerkelijke relatie tijdelijk
opschorten (voorbeeld: de financiële steun verminderen aan een
kerk die zonder goede reden weigert om zelf bij te dragen aan het
kerkverband);
e. de band met de betrokken kerk verbreken.
Nee, dat laatste zal niet snel gebeuren. Dus doet de classis er goed aan om de bespreking van het rapport van visitatoren beknopt te houden. Een uitvoerige bespreking zonder duidelijke conclusie is onbevredigend voor alle betrokkenen. Dan gaan uitspraken van personen een eigen leven leiden: de betrokken kerk voelt zich aangevallen of zelfs veroordeeld. Dat mag niet gebeuren. “Allen staan onder de ene Heer, Jezus Christus, het hoofd van zijn kerk. Geen persoon of kerk mag een andere persoon of kerk overheersen” (art. A2.2 van de nieuwe kerkorde, vergelijk art. 83 oud).