De rechtspositie van de pastoraal werker (1)
Genre: Literatuur, Bladartikel
|404|
In deze bijdragen komen de kerkordelijke vragen aan de orde die
spelen bij de aanstelling van een pastoraal werker in de
gemeente. Daarbij gaat het onder meer om vragen als:
* Wie zijn bevoegd en mogen benoemd worden?
* Welke toestemmingen zijn nodig?
* Wie zijn bij de keuze en benoeming betrokken?
* Wat behelst de aanstellingsbrief en de instructie?
* Staan alle pastoraal werkers in de bediening?
* Kunnen zij preekbevoegdheid krijgen?
* Worden zij in een kerkdienst bevestigd?
De officiële kerkordelijke naam voor de pastoraal werker is
‘kerkelijk werker in het pastoraat’. Zoals er ook kerkelijk
werkers in de catechese, het diaconaat en het jeugdwerk zijn.
Om direct een misverstand te voorkomen: de kerkorde kent
‘kerkelijk werkers’ en ‘kerkelijke medewerkers’ en daar zit
verschil tussen!
De term ‘kerkelijk medewerker’ is een algemene
aanduiding en omvat iedereen die in een arbeidsverhouding tot de
kerk, een kerkelijke stichting, een orgaan van bijstand, een
gemeente of een diaconie staat. Op hen is ordinantie 17 ‘de
ordinantie voor de rechtspositie der kerkelijke medewerkers’ van
toepassing.1
Een ‘kerkelijke medewerker’ kan dus zijn zowel een
evangelist, een diaconaal medewerker, een jeugdwerkleider,
catecheet of pastoraal werker als bijvoorbeeld een
administratieve medewerker, iemand die in dienst is genomen voor
het schoonmaken van de kerkelijke gebouwen, een koster en
organist, iemand die de begraafplaats van de hervormde gemeente
onderhoudt en dergelijke. Eenvoudig gezegd: ‘kerkelijke
medewerkers’ zijn alle betaalde krachten in dienst van de
gemeente.2
De ‘kerkelijk werker’ is iemand
* die een door de kerk erkende opleiding heeft gevolgd,
* die het testimonium ‘kerkelijk werker’ heeft ontvangen, en
* die door een gemeente of door een kerkelijke instantie is
benoemd en aangesteld voor kerkelijke arbeid.3
Een kerkelijk werker wordt in de regel ‘in de bediening gesteld’.
Dat wil zeggen dat men officieel in een kerkdienst — na het
afleggen van een belofte — wordt bevestigd. In de hervormde
kerkorde is de bediening nadrukkelijk van het ambt is
onderscheiden: ‘men kan niet, in een bediening staande, tevens
een ambt dragen’ (ord. 1-16-4). De bediening is niet betrokken in
de regering der Kerk (A.A. van Ruler). Daarom is er ook in onze
gemeenten geen verhindering om vrouwen in de bediening te
stellen. ‘Laten kerkenraden bovendien ook overwegen om mannen en
vrouwen… als medewerkers(-sters) in het diaconaat, het pastoraat,
het apostolaat en het onderwijs in een kerkdienst der gemeente
tot het werk in te leiden, zoals dat in vroeger dagen wel
geschiedde met de diakones. De Kerkorde van de Nederlandse
Hervormde Kerk biedt in elk geval een aantal mogelijkheden om dat
te doen met mensen, die in een bediening zijn gesteld’ (C. den
Boer).4
Mocht men daartoe niet willen overgaan, dan is er in elk geval de
mogelijkheid hen in een kerkdienst in te leiden of voor te
stellen aan de gemeente.
De kerkelijk werker in het pastoraat wordt in de kerkorde genoemd
in ord. 13-36.
In dat hoofdstuk wordt verteld wie in een gemeente kunnen worden
aangesteld als ‘bijstand in het pastoraat’. Behalve een
dienstdoende of emeritus predikant, een hulpprediker of
officiële vicaris (niet een leervicaris of theologisch student!)
kan dat ook een kerkelijk werker in het pastoraat zijn.
Om als pastoraal werker in een hervormde gemeente benoemd te
kunnen worden is vereist dat men in het bezit is van het
Testimonium Kerkelijk Werker, dat wordt verleend door de
Werkgroep Kerkelijk Werkers van de SoW-kerken.
Vereisten daarvoor zijn:
* het bezit van een HBO-diploma theologie (pastorale variant) op
2e graads niveau, behaald bij een door de Nederlandse Hervormde
Kerk erkende opleiding;5
* de aantekening ‘kerkelijke module’, die betrekking heeft op de
geschiedenis, de belijdenisgeschriften, de kerkorde en de
uitspraken op ethisch terrein van de NHK;6
* een verklaring dat men tenminste twee jaar belijdend lid is van
de NHK (generale regeling catecheet, art. 6);
* een verklaring van de kerkenraad van de eigen gemeente dat er
geen bezwaren bestaan tegen belijdenis en wandel;
* dat er na ingewonnen inlichtingen geen bezwaren bestaan omtrent
de geschiktheid van de betrokkene; in de praktijk betekent dit:
als er positieve informatie is ontvangen vanuit de plaatselijke
gemeente;
* dat de betrokkene een pastoraal gesprek heeft gevoerd met de
motivatiecommissie in de kerkprovincie;
* dat men de verplichte studiebijeenkomsten met het oog op de
kerkelijke bevoegdheid heeft bijgewoond.
Wie aan al deze vereisten voldoet ontvangt het Testimonium nadat
bevestigend geantwoord is op de vragen die zijn opgenomen in ord.
9-9-4:
Belooft gij in het werk van uw bediening te getuigen van het heil
in Christus Jezus en te blijven in de weg van het belijden der
Kerk?
Zijt gij bereid ijverig en trouw uw arbeid te verrichten in
gemeenschap met het voor uw bediening aangewezen orgaan der
Nederlandse Hervormde Kerk?
Zijt gij bereid u te onderwerpen aan de regelen, in de orde der
Kerk voor haar leven en werken gesteld?
Wie het testimonium ontvangen heeft wordt opgenomen in de lijst ‘bezitters testimonia catecheet en kerkelijk werker’ die te vinden is in het Jaarboek Nederlandse Hervormde Kerk (in de editie 1999 blz. 500-510, een lijst van ongeveer 350 namen!).
De bevoegdheden van een pastoraal werker worden opgesomd in ord.
13-36-1. Zij kunnen een opdracht ontvangen in het pastoraat, het
jeugdwerk, de catechese en het missionaire werk.
Aan een kerkelijk werker in het pastoraat kan geen
preekbevoegdheid verleend worden.7
Alleen in heel bijzondere gevallen kan aan belijdend leden van 30
jaar of ouder (‘die krachtens hun ontwikkeling en gaven daarvoor
in aanmerking komen’) op verzoek van een gemeente een tijdelijke
en beperkte preekbevoegdheid worden verleend. ‘Tijdelijk’ omdat
de bevoegdheid ten hoogste vijf jaar geldig is, ‘beperkt’ omdat
deze bevoegdheid alleen kan worden aangevraagd door een gemeente
die in een (quasi)pastoraal verband is opgenomen of deel uitmaakt
van een streekgemeente en omdat de preekbevoegdheid alleen voor
die gemeente of voor die ring geldt (ord. 2-33). In de praktijk
wordt voor het beoordelen van de ‘ontwikkeling en gaven’ altijd
de voorwaarde van de bevoegdheid van kerkelijk werker gesteld.
Dat deze preekbevoegdheid als een hoge uitzondering wordt
beschouwd blijkt daaruit dat het breed moderamen van de
provinciale kerkvergadering voor het verlenen daarvan zelf
goedkeuring moet vragen aan het breed moderamen van de generale
synode.
De hervormde kerkorde kent wel de bepaling dat bijzondere
diensten zoals bijvoorbeeld een jeugddienst, een
evangelisatiedienst, een dienst met verstandelijk gehandicapten
of een zangdienst, ook door anderen dan bevoegde voorgangers
kunnen worden geleid (ord. 6-2-4).
Een trouwdienst valt niet onder deze bijzondere diensten: die mag
alleen geleid worden door een predikant, een emeritus-predikant
of een officiële vicaris (dus geen leervicaris of theologisch
student).
Er zijn geen voorschriften met betrekking tot het houden van een
meditatie, een weeksluiting, of het leiden van een begrafenis
(behalve als daarbij een officiële kerkdienst wordt gehouden).
Daarbij mag iedereen voorgaan die daarvoor geschikt wordt geacht.
In de volgende bijdrage komen de aanstelling als vrijwilliger en de bezoldigde aanstelling ter sprake, wordt ingegaan op de procedure van keuze en benoeming en de algemene arbeidsvoorwaarden, op de bevestiging in de bediening en op de plicht tot geheimhouding.
1 Informatie adres met betrekking tot ‘kerkelijke medewerkers’ en hun rechtspositie: Landelijk Dienstencentrum van de SoW-kerken, bureau P&O, personeel en organisatie, Postbus 8507, 3503 RM Utrecht, tel. 030 - 8801678.
2 Een predikant behoort niet tot de kerkelijke medewerkers, hij is verbonden aan de predikantsplaats en staat niet in een arbeidsverhouding tot de gemeente: het college van kerkvoogden of de kerkenraad treedt niet op als ‘de werkgever’ van de predikant.
3 Informatie adres met betrekking tot ‘kerkelijke werkers’: mevr. drs. D.E. Mooij-Kemp, Landelijk Dienstencentrum van de SoW-kerken, KTO werkgroep Kerkelijk Werkers, Postbus 8505, 3503 RM, Utrecht, tel. 030 - 8801579.
4 C. den Boer, Man en vrouw in bijbels perspectief. Een bijbels-theologische verkenning van de man-vrouw verhouding met het oog op de gemeente. Uitgave vanwege de G.B. in de N.H.K. (1985, blz. 187).
5 Naast de Christelijke Hogeschool te Ede zijn
dat
* de Theologische Academie EFA te Amsterdam
* de Noordelijke Hogeschool te Leeuwarden
* het Nederlands Bijbel Instituut te Utrecht, en
* de Christelijke Hogeschool Windesheim te Zwolle.
6 Aan de Christelijke Hogeschool Ede is deze module in de opleiding geïntegreerd.
7 Ook een certificaat van een cursus homiletiek of meditatie-leiden, afgegeven door een HBO-instelling, geeft geen preekbevoegdheid binnen de NHK.