Verkiezing ambtsdragers
Genre: Literatuur, Bladartikel
|674|
Sinds de R in de maand zit worden er veel vragen gesteld over de verkiezing van ouderlingen en diakenen. Aan het einde van dit jaar moet immers in vrijwel alle gemeenten de helft van het aantal kerkenraadsleden aftreden.
Alvorens op een paar veel gestelde vragen in te gaan, herinner ik aan art. IV-8 van de kerkorde: ‘De verkiezing en roeping van haar ambtsdragers geschiedt plaatselijk door de gemeente’. Dat is de hoofdregel van ons kerkrecht, waarvan alle nadere regelingen een uitwerking zijn. De gemeente kiest zelf haar ambtsdragers! Welke procedure in de gemeente ook wordt gevolgd, probeer altijd de gemeente zoveel mogelijk bij de verkiezing van haar ambtsdragers te betrekken en neem de inbreng van de gemeente via de aanbevelingen zoveel mogelijk serieus.
Een andere belangrijke bepaling is ordinantie 3-1-1: ‘Bij de
voorbereiding en leiding van de verkiezing van ambtsdragers
herinnert de kerkenraad de gemeente aan de plaats en het werk van
de ambten in de gemeente des Heren’.
Dit artikel wijst ons er op wat het ambt is: niet een functie,
geen positie van (kerkelijke) macht, geen erebaantje, maar een
geestelijke roeping in de gemeente des Heren. Het gaat er om dat
zij die Christus volgen en belijden (ook aan de tafel des Heren)
geroepen kunnen worden om Christus en zijn gemeente te dienen in
het ambt.
Op een paar veel gestelde vragen ga ik hier in.
1. Hoe lang moet iemand in de gemeente wonen om gekozen te
mogen worden?
Vroeger moest elk jaar de lijst van stemgerechtigde lidmaten
worden opgemaakt naar de stand van 1 juli van dat jaar. Sinds
1985 is dat voorschrift vervallen, zodat nu een belijdend lid
stemgerechtigd (en dus verkiesbaar) is vanaf de dag dat de
mutatie via de SMRA is binnengekomen. Overigens blijft het
natuurlijk verstandig zich af te vragen of iemand die pas twee
weken in de gemeente woont, de verhoudingen in de gemeente
voldoende kent om haar in het ambt te kunnen dienen.
2. Mag iemand die 12 jaar als diaken heeft gediend, direct
gekozen worden als ouderling of ouderling-kerkvoogd?
Nee, dat mag niet. Ordinantie 1-20 luidt: ‘de leden van een
kerkelijk lichaam zijn, indien zij in een aaneengesloten tijdvak
reeds tweemaal zijn herkozen, niet terstond herkiesbaar’. Het
ambt waarin men gekozen wordt, speelt daarbij geen rol. Men kan
niet meer dan drie keer achter elkaar in hetzelfde kerkelijk
lichaam worden gekozen. Wie dus twee keer herkozen is als
diaken, kan niet direct weer lid van de kerkenraad worden.
Het breed moderamen van de P.K.V. kan van deze bepaling
ontheffing verlenen (ord. 1-20-2) maar zal dan ongetwijfeld
nagaan of er werkelijk geen andere personen in de gemeente zijn
die gekozen zouden kunnen worden. Eerst zal dus aan de leden van
de gemeente gevraagd moeten worden namen in te dienen. Pas als
die er werkelijk niet blijken te zijn, kan een verzoek om
ontheffing worden overwogen.
3. Mag een kerkenraad bij het opmaken van een dubbeltal
ingediende namen zomaar terzijde leggen?
Weer is het antwoord ‘nee, dat mag niet’. Een kerkenraad mag deze
namen niet zomaar terzijde leggen, maar behoort ernstig
te overwegen deze namen in een dubbeltal op te nemen. De inbreng
vanuit de gemeente moet volstrekt serieus worden genomen. Maar de
kerkenraad is niet gebonden aan de aanbevelingen vanuit
de gemeente, als bij de zesjaarlijkse stemming gekozen is voor de
verkiezingsmethode van dubbeltallen (ord. 3-8). Op dat moment
heeft de gemeente aan de kerkenraad de bevoegdheid verleend om
(bindende) dubbeltallen aan de gemeente voor te stellen. Bij het
opstellen daarvan weegt de kerkenraad de binnengekomen namen maar
kan hij ook zelf (andere) namen aandragen om aan de gemeente voor
te stellen.
In het algemeen doet de kerkenraad er goed aan de stem van de
gemeente niet lichtvaardig te negeren. Waar dat toch gebeurt, kan
de gemeente bij de eerstvolgende gelegenheid (in 1998) besluiten
de kerkenraad niet opnieuw te machtigen dubbeltallen op te
stellen maar voortaan de verkiezing aan zichzelf te houden.
4. Mogen twee zwagers tegelijkertijd deel uitmaken van
dezelfde kerkenraad?
De kerkordelijke regeling in ordinantie 1-16-10 luidt:
‘Zonder, uitsluitend in het belang der gemeente te verlenen, toestemming van het breed moderamen der classicale vergadering kunnen elkander tot in de eerste of tweede graad van bloed- of aanverwantschap bestaanden niet tegelijkertijd deel uitmaken van een kerkenraad, de centrale kerkenraad uitgezonderd’.
Het blijkt voor velen moeilijk de graad van
bloedverwantschap te bepalen.
Daarbij kan het volgende ezelsbruggetje dienen: zoek eerst de
gemeenschappelijke stamvader op. Bereken dan hoeveel stappen er
nodig zijn om via die stamvader van de een naar de ander te komen
en u hebt de graad van bloedverwantschap berekend.
Als voorbeeld neem ik de familie van vader A, met twee zonen B en
C, en twee dochters D (getrouwd met Y) en E (getrouwd met Z). Er
zijn ook kleinkinderen, die als namen F en G krijgen.
* We beginnen met twee broers. Die zijn tweedegraads
bloedverwant, als volgt berekend: zoon B ➝ vader A ➝ zoon C zijn
twee stappen.
* Twee neven zijn vierdegraads bloedverwant via hun grootvader
A, als volgt berekend: kleinzoon F ➝ zoon B ➝ vader A ➝ zoon C ➝
kleinzoon G zijn vier stappen.
* Zo kunt u uitrekenen dat neef en oom (in het voorbeeld F en C)
derdegraads bloedverwant zijn.
De graad van aanverwantschap wordt bepaald door de graad van bloedverwantschap tussen de andere echtgenoot en diens bloedverwant. In eenvoudiger Nederlands: iemand is in dezelfde graad aanverwant als de echtgenoot of echtgenote bloedverwant is.
Weer een paar voorbeelden uit dezelfde familie:
* Vader A en schoonzoon Y zijn eerstegraads aanverwant
omdat de vrouw van Y (dochter D) eerstegraads bloedverwant is met
haar vader A.
* Zwagers zijn er in soorten. Schoonzoon Y is tweedegraads
aanverwant met zijn zwager B, omdat zijn vrouw (dochter
D) tweedegraads bloedverwant is met haar broer B. Rekent
u het maar na: zoon B ➝ vader A ➝ dochter D + schoonzoon Y.
* Maar de zwagers Y en Z die met de twee zusters D en E zijn
getrouwd, zijn op geen enkele manier aanverwant! De vrouw van
zwager Y (dochter D) is immers op geen enkele manier bloedverwant
met zwager Z en dus is zwager Y op geen enkele manier aanverwant
met zwager Z. In de volksmond worden dit ‘koude zwagers’ genoemd.
Zij kunnen zonder meer samen in een kerkenraad zitting nemen.
5. Moet een dispensatie aangevraagd worden voor
of na de verkiezing van een
ambtsdrager?
De generale commissie voor de behandeling van bezwaren en
geschillen heeft in 1966 uitgesproken dat eerst dispensatie moet
worden gevraagd, dus voordat de verkiezing wordt gehouden. Ze
vond het in strijd met de waardigheid van de verkiezing als
daarbij een ontbindende voorwaarde zou gelden. Men kan moeilijk
iemand vragen voor Gods aangezicht een roeping te overwegen, als
de bevestiging later misschien niet zal doorgaan omdat er geen
dispensatie werd verkregen.