Consideratie door de classicale vergadering
Genre: Literatuur, Bladartikel
|618|
Allereerst een vraag over het considereren. Tot de taken van de
classicale vergadering behoort onder meer: ‘consideraties te
geven — de kerkenraden in haar ressort gehoord — over de vragen
van belijden en kerkorde, haar door de meerdere vergaderingen
voorgelegd’ (ord. 1-5-1). Een consideratie is een overweging, en
met het geven van consideraties wordt dus bedoeld dat de
classicale vergadering haar ‘overwegingen’ geeft als de synode
van plan is wijzigingen aan te brengen in het kerkboek, waarin
het psalm- en gezangboek, het dienstboek, het belijdenis- en
leerboek en de kerkorde zijn opgenomen (art. XIII-1).
In de praktijk krijgen we het meest te maken met consideraties
als ons wijzigingen in de kerkorde en de ordinanties worden
voorgelegd.
Naar aanleiding van mijn bijdrage over het ‘quorum’ (in het
nummer van 17 juli jl.) schreef een lezer (zelf scriba van een
classicale vergadering):
‘Het moderamen van de generale synode vraagt om bij het
considereren over de ontwerp-ordinanties VPKN algemene
beschouwingen te geven die het standpunt van de classicale
vergadering weergeven. Ook t.a.v. de overwegingen per ordinantie
of artikel (lid) wordt gevraagd dat de vergadering daarmee heeft
ingestemd. Voorstellen die niet door de vergadering zijn aanvaard
kunnen in een afzonderlijk hoofdstuk worden ondergebracht....
Voor het verzoek van het moderamen heb ik begrip. Mijn vraag is
of voor deze consideraties ook ord. 1-21-10 geldt? Gaat het om
besluitvorming of is dat anders (bijv. een overweging doorgeven)?
Voorbeeld: 63 leden — 36 aanwezig — 21 staan achter een voorstel.
Is dat het standpunt van de classicale vergadering? Graag hoor ik
op een of andere wijze uw mening hierover.’
In het concrete voorbeeld kan een classicale vergadering die uit 63 leden bestaat, besluiten nemen als er 32 afgevaardigden aanwezig zijn. Omdat niet tweederde van het aantal leden (in dit geval 42 leden) aanwezig is, moeten besluiten worden genomen met tweederde meerderheid van de aanwezige leden (tenminste 24 stemmen vóór). Vandaar de vraag: als bij een consideratie slechts 21 afgevaardigden zich uitspreken voor een kerkordewijziging, welk gewicht is dan aan deze uitslag toe te kennen?
Antwoord: Enige jaren geleden (1992) heeft de Generale
Commissie voor de behandeling van Bezwaren en Geschillen daarover
meer helderheid verschaft. De commissie heeft uitgesproken dat
het considereren moet worden aangemerkt als het peilen van
meningen en niet als besluitvorming, die immers is voorbehouden
aan de generale synode.
Naar valt af te leiden uit de woorden ‘zo het beraad over deze
consideraties haar daartoe doet besluiten’ (art. XXVII-4 HKO)
heeft de synode ten aanzien van die vaststelling de vrijheid
zelfstandig te beslissen, aldus de generale commissie.
Hieruit kan worden geconcludeerd dat ook als in een classicale
vergadering het quorum niet aanwezig is, door de vergadering wel
rechtsgeldig kan worden beraadslaagd en dat het peilen van een
mening door middel van handopsteken niet valt aan te merken als
het nemen van een besluit.
De generale commissie heeft daarbij opgemerkt dat het de voorkeur
zou verdienen in de mededeling aan de synode uitdrukkelijk
melding te maken van het ontbreken van het quorum tijdens de
consideraties.
In de begeleidende brief die door het moderamen aan de classicale
vergaderingen, de kerkenraden en de predikanten is gezonden met
betrekking tot de wijze van considereren, is benadrukt dat
duidelijk onderscheiden moet worden tussen het standpunt dat de
classicale vergadering zelf (unaniem of in meerderheid) inneemt
en de opmerkingen die in de vergadering zijn gemaakt maar niet
door haar zijn overgenomen.
Blijkbaar is hebben sommigen daaruit opgemaakt dat bij het
considereren het innemen van een minderheidsstandpunt dus niet
langer mogelijk is.
Deze opvatting berust echter op een vergissing! Natuurlijk is het
voor de generale synode in de eerste plaats van belang te weten
hoe de classicale vergaderingen (als de grondvergaderingen der
kerk!) oordelen over het voorgelegde ontwerp. Het maakt nogal
verschil of een mening het standpunt is van de ambtelijke
vergadering van het ressort of dat het een opmerking betreft die
door ‘iemand’ is gedaan (en wellicht door de meerderheid in de
vergadering is afgewezen). Een uitspraak van een classicale
vergadering heeft natuurlijk meer gewicht. Daarom is benadrukt
eerst het standpunt van de vergadering zelf weer te geven.
Maar tegelijk maakt de brief duidelijk dat ook opmerkingen die
niet door de classicale vergadering zijn aanvaard door
haar ter kennis van de generale synode kunnen worden gebracht. De
vergadering kan van oordeel zijn dat dit minderheidsstandpunt
belangrijk genoeg is om het te vermelden in de consideraties.
Het moderamen gaat zelfs nog een stap verder: niet alleen wanneer
de vergadering dat gewenst acht, maar ook als slechts één lid van
de vergadering ‘er zeer aan hecht dat zijn of haar voorstel of
mening — ook al wordt die door de meerderheid van de classicale
vergadering niet gedeeld — ter kennis wordt gebracht van de
generale synode’ (aldus de brief van het moderamen) is daar
ruimte voor. Ook dit voorstel of deze mening wordt dan opgenomen
in de rubriek ‘opmerkingen over ordinantie ...’.
In de hervormde kerk wordt het oordeel van een minderheid altijd
serieus gewogen. Bij de behandeling van de consideraties op de
romeinse artikelen heeft een opmerking van één classicale
vergadering (de classicale vergadering van Dordrecht) geleid tot
een belangrijke aanvulling van de bepalingen in de ordinanties.
Naar aanleiding van het artikel over de preekbevoegdheid ontving
ik de vraag of de bepaling nog bestaat dat een ouderling in
noodgevallen een kerkdienst mag leiden.
Dat is inderdaad het geval! Ze is te vinden in ordinantie 6-1-5
en luidt: ‘In noodgevallen kan een ouderling een kerkdienst
leiden, onder gebruikmaking van een daartoe bestemde orde van
dienst uit het dienstboek der Kerk’. Dezelfde bepaling is ook
opgenomen in de ordinantie voor het presbyteraat (ord.
14-2-5).
Daarbij wordt het aan de betreffende ouderling overgelaten of hij
een gedrukte preek voorleest, of dat hij zelf een preek of
overdenking voorbereidt. Ik weet van mijn grootvader dat, toen
deze predikant in Oosterwolde was, een ouderling elke zaterdag
een preek voorbereidde zodat — als de predikant plotseling
verhinderd zou zijn — de kerkdienst doorgang kon vinden. Toen
mijn grootvader een keer plotseling uit de kerk werd weggeroepen
omdat een van zijn kinderen met spoed naar het ziekenhuis moest
worden overgebracht, nam ouderling Van der Weg onmiddellijk de
dienst over en hield de preek die hij de vorige dag had
overdacht!