Heuvel, P. van den

Bevestiging ouderling-kerkvoogd

Genre: Literatuur, Bladartikel

|226|

Bevestiging ouderling-kerkvoogd

 

Vraag: Moet een ouderling die tussentijds verkozen wordt tot ouderling-kerkvoogd, opnieuw bevestigd worden? Hij houdt toch hetzelfde ambt. En hoe ligt dat bij een diaken die ouderling-kerkvoogd wordt?

Antwoord: Achter de vraag ligt de gedachte: kan een kerkenraad niet gewoon een van de ouderlingen aanwijzen tot ouderling-kerkvoogd, zonder dat hij daarvoor opnieuw bevestigd hoeft te worden? Ordinantie 14-4-4 maakt het immers mogelijk een dienstdoende ouderling met bepaalde opdracht ‘aan te wijzen’, zoals een evangelisatie-ouderling of een jeugdouderling. In dat geval is een nieuwe bevestiging niet nodig.
De vraag is begrijpelijk, vooral omdat hetzelfde woord ‘aanwijzen’ ook voor de ouderlingen-kerkvoogd wordt gebruikt. Artikel V-5 HKO noemt ze ‘daartoe in het bijzonder aangewezen ouderlingen’. Staat een ouderling-kerkvoogd op één lijn met een ‘ouderling met een bepaalde opdracht’?

 

Een eigen positie

Toch gaat de vergelijking niet op. Het ambt van ouderling-kerkvoogd is weliswaar geen vierde ambt naast dat van de predikant, de ouderling en de diaken. Hij is voluit ouderling die deel uitmaakt van het consistorie en daarmee deelneemt aan alle centrale taken van het ouderlingschap.
Maar tegelijk hebben ouderlingen-kerkvoogd een eigen positie, niet alleen doordat ze een eigen college vormen maar vooral doordat ze altijd als zodanig door de gemeente worden gekozen: rechtstreeks door de lidmaten, via een dubbeltal of via volmacht door de kerkenraad.
De ouderlingen-kerkvoogd zijn daarom geen ouderlingen met bepaalde opdracht. Er zijn voor hen speciale plaatsen in de kerkenraad ingeruimd, ze hebben op het rooster van aftreden een eigen plaats. En wat doorslaggevend is: de ouderlingen-kerkvoogd worden als zodanig verkozen en geroepen tot het ambt. Voor de wijze waarop deze verkiezing plaatsvindt worden in ordinantie 3 ‘voor de verkiezing van ambtsdragers’ zelfs bijzondere regels gegeven (ord. 3-5-2, 3-8-5 en 3-9-4).
Naar mijn overtuiging behoort elke verkiezing gevolgd te worden door een bevestiging. Immers in de verkiezing ligt een roeping besloten, door Gods gemeente en mitsdien door God Zelf, en wie deze roeping tot het ambt aanvaardt, wordt daarin (als er geen bezwaren zijn) ook bevestigd.
Datzelfde geldt van een diaken die tussentijds tot ouderling-kerkvoogd wordt gekozen. Wanneer hij deze roeping aanvaardt, legt hij het ambt van diaken neer en wordt opnieuw in het ambt bevestigd, nu als ouderling-kerkvoogd. Daarmee ontvangt hij een nieuwe ambtelijke taak en een nieuwe plaats in het geheel van de kerkenraad.

 

De aanpassing

Om misverstanden te voorkomen: bovengenoemde wijze van verkiezing is niet van kracht wanneer de gemeente overgaat naar het ‘aangepast beheer’. In dat geval gelden speciale regels die in de overgangsbepalingen zijn opgenomen: de zittende kerkvoogden kunnen (als ze daartoe bereid zijn) zonder nieuwe verkiezing worden bevestigd (overgangsbepaling 281/282). De achterliggende gedachte is dat deze kerkvoogden al eerder door de gemeente (rechtstreeks of via de notabelen) gekozen zijn.
Op grond van deze vroegere verkiezing worden ze nu geroepen tot het ambt en als ze dat aanvaarden, worden ze binnen drie weken bevestigd als ouderling-kerkvoogd.

 

Welk formulier?

Een enkele maal is ook de vraag gesteld welk formulier bij de bevestiging van een ouderling-kerkvoogd kan worden gebruikt en welke vragen daarbij moeten worden gesteld.
Toen in 1951 het instituut van ouderlingen-kerkvoogd werd ingevoerd, bepaalde overgangsbepaling 282 dat ze in het midden der gemeente in hun ambt bevestigd zouden worden ‘met gebruikmaking van een daarvoor door de generale synode aan te bieden formulier’. In mijn verzameling kerkordelijke brochures bevindt zich een exemplaar van het speciaal voor die gelegenheid geschreven formulier, dat aan de kerkenraden is toegezonden.
Sinds in 1955 het dienstboek in ontwerp aan de kerk is aangeboden is aan een speciaal formulier niet zo’n behoefte meer, men kan gebruik maken van orde van dienst II voor de bevestiging van ouderlingen en diakenen, waarin ook aan de roeping van de ouderlingen-kerkvoogd aandacht wordt geschonken.
Aan gemeenten die er aan hechten ook in deze situatie het klassieke bevestigingsformulier te gebruiken, kan worden geadviseerd aan de beschrijving van het ambt van ouderlingen (dus vóór de woorden ‘aangaande de diakenen...’) een passage ‘ten vierde’ toe te voegen van de volgende strekking:

Ten vierde is aan sommigen van hen in het bijzonder toevertrouwd als huisverzorgers Gods te waken voor de instandhouding van de openbare eredienst; zij zullen daarom niet alleen de geestelijke, maar ook de stoffelijke belangen der gemeente behartigen, opdat er voldoende plaats zal zijn waar het evangelie gepredikt, de sacramenten bediend en de Naam des Heren in het openbaar wordt aangeroepen (Titus 1: 7vv, 1 Tim. 3: 5).