Verkiezing van ambtsdragers [2]
Genre: Literatuur, Bladartikel
|662|
In de vorige bijdrage is besproken hoe de gang van zaken is bij de verkiezing van ambtsdragers in een gemeente waar de ‘gewone’ procedure wordt gevolgd van ord. 3-6-4/5. Maar hoe is de gang van zaken in een gemeente waar men de ambtsdragers via dubbeltallen verkiest? Deze mogelijkheid kunt u vinden in ord. 3-6-6. De stemgerechtigde leden van de gemeente kunnen de kerkenraad voor een periode van ten hoogste zes jaar machtigen om voor elke vacature een dubbeltal op te stellen waaruit de gemeente kan kiezen.
De gang van zaken is dan als volgt. Allereerst wordt aan de
gemeente bekend gemaakt hoeveel vacatures er ontstaan voor het
ambt van ouderling, van diaken en van ouderling-kerkrentmeester.
De gemeente wordt geïnformeerd welke ambtsdragers aftredend zijn,
wie van hen herkiesbaar zijn en eventueel wie van hen zich bereid
heeft verklaard om een nieuwe ambtstermijn te vervullen.
Vervolgens wordt de gemeente uitgenodigd om per ambt
namen in te dienen van gemeenteleden die voor verkiezing in
aanmerking komen. Dat kunnen de namen van herkiesbare
ambtsdragers zijn en namen van andere stemgerechtigde
gemeenteleden. Omdat de verkiezing per ambt gebeurt,
bestaat niet langer de mogelijkheid om een herkiesbare
ambtsdrager — als er geen tegenkandidaat wordt ingediend — door
de kerkenraad zonder meer herkozen te verklaren. Tot zover
verloopt de procedure bij alle verkiezingsmethoden gelijk. Of men
herkiesbaar is of niet, de gemeente moet altijd in de gelegenheid
gesteld worden om namen in te dienen. Maar dan komt het
verschil.
Terwijl de kerkenraad bij de ‘gewone’ procedure verplicht is
alle namen die met voldoende ondersteuning zijn
ingediend op de verkiezingslijst te plaatsen (zo nodig aangevuld
met namen die door de kerkenraad zelf naar voren worden
gebracht), is de kerkenraad bij de methode ‘dubbeltal’ verplicht
om voor elke vacature afzonderlijk een dubbeltal op te stellen.
Daarbij is de kerkenraad niet gebonden aan de namen die zijn
ingediend. Natuurlijk is het verstandig om zoveel mogelijk
rekening te houden met de aanbevelingen vanuit de gemeente, maar
de kerkenraad is gemachtigd om daarvan af te wijken en zelf
bindende dubbeltallen op te stellen. De kerkenraad heeft door
deze machtiging dus een verstrekkende bevoegdheid gekregen,
namelijk om aanbevelingen en adviezen vanuit de gemeente naast
zich neer te leggen en andere namen op een dubbeltal te plaatsen.
Daar staat tegenover dat de kerkenraad door deze machtiging ook
een zwaardere verantwoordelijkheid heeft gekregen: nu moet voor
elke vacature een dubbeltal worden opgesteld (en de ervaring
leert dat zoiets niet altijd eenvoudig is). De gemeente moet
tenslotte wel iets te kiezen hebben! Anders zou de gemeente
helemaal buiten spel komen te staan, terwijl toch de verkiezing
van haar ambtsdragers een grondrecht van de gemeente is.
Ook voor een ambtsdrager die herkiesbaar is moet dus een dubbeltal worden opgesteld. Als de gemeente van oordeel is dat deze ambtsdrager voor (her)verkiezing in aanmerking komt, kan zij daartoe een aanbeveling indienen. Het is dus niet langer zo, dat iemand automatisch herkozen is als er geen ‘tegenkandidaat’ wordt ingediend. Ook van de herkiesbare ambtsdragers geldt dat zij door de gemeente (in dit geval: opnieuw) verkozen moeten worden.
De kerkorde van de Protestantse Kerk spreekt zich er niet over uit wat er moet gebeuren als er geen namen worden ingediend. Is de kerkenraad verplicht ook in die situatie voor alle
|663|
vacatures een dubbeltal op te stellen? De hervormde kerkorde had
voor dergelijke situaties uitgewerkte regels. In de kerkorde van
de Protestantse Kerk in Nederland is er naar gestreefd om de
regelgeving minder gedetailleerd te laten zijn en meer over te
laten aan het wijs beleid en gezond kerkelijk inzicht van de
kerkenraden zelf. Dat alles natuurlijk binnen de vastgestelde
bepalingen van de kerk.
Wanneer de regelgeving van de Protestantse Kerk daar niet in
voorziet, getuigt het van wijs beleid om aan de beleidslijn die
vroeger in de hervormde kerkorde werd gevolgd te blijven
vasthouden. Dat betekent concreet: als er door de gemeente in het
geheel geen namen worden ingediend voor de vacatures in een
bepaald ambt, kan de kerkenraad de herkiesbare ambtsdragers in
dat ambt zelf herkozen verklaren en zelf voorzien in de overige
vacatures binnen dat ambt. Ik ga daarbij uit van de stelregel:
als de gemeente voor dat ambt niemand weet te noemen, moet de
kerkenraad zelf in de vacatures voorzien. Overigens kan de
kerkenraad ook in zo’n geval dubbeltallen opstellen, als hij
vindt dat de gemeente zelf een keuze moet maken.
Als er voor een bepaald ambt niet meer namen worden ingediend
(van herkiesbare ambtsdragers en/of van andere verkiesbare
gemeenteleden) dan er vacatures in dat ambt zijn, kan de
kerkenraad hen zonder meer verkozen verklaren (naar analogie van
ord. 3-6-5).
Maar als er voor dat ambt namen worden genoemd die de kerkenraad
niet wil verkiezen of als er meer namen dan vacatures zijn,
moet de kerkenraad inderdaad voor elke vacature in dat
ambt een dubbeltal opstellen, ook voor de aftredende ambtsdragers
die herkiesbaar zijn.
In principe worden ambtsdragers met een bepaalde opdracht (zoals
een evangelisatieouderling of een jeugdouderling) op dezelfde
wijze gekozen als de andere ambtsdragers, namelijk door de
gemeente. Alleen in een gemeente met wijkgemeenten kunnen
ambtsdragers met een bepaalde opdracht die werkzaam zijn in de
gemeente als geheel, door de algemene kerkenraad worden gekozen.
Als ze aan een wijkgemeente verbonden zijn, worden ze net als
alle andere ambtsdragers door de (wijk)gemeente gekozen.
Er is één verschil: omdat voor deze specifieke invulling van het
ambt bijzondere bekwaamheden nodig zijn, kan de kerkenraad aan de
gemeente namen vragen voor deze speciale taak en daarvoor een
aparte verkiezingslijst opmaken (bij toepassing van ord. 3-6-4/5)
of een apart dubbeltal opstellen (bij toepassing van ord. 3-6-6).
In dat geval wordt zo iemand dus rechtstreeks door de gemeente
verkozen tot evangelisatieouderling of jeugdouderling. Een andere
mogelijkheid is om aan iemand die langs de gewone weg door de
gemeente tot ambtsdrager is verkozen een bepaalde taak toe te
vertrouwen (ord. 3-8-2). Zo’n opdracht wordt door de kerkenraad
verleend.
Voor de kerkrentmeester-niet ambtsdrager gelden andere procedures: zij worden door de kerkenraad benoemd (in een wijkgemeente door de wijkkerkenraad). Vervolgens worden ze voorgesteld aan de gemeente die eventueel bezwaren kan indienen (zie ord. 11-2-3/4).