Harmannij, K.

Overname van tucht

Genre: Literatuur, Bladartikel

|51|

 

Overname van tucht

Wie zich vanuit een zusterkerk bij de gemeente voegt, wordt op grond van een goede attestatie inzake leer en leven toegelaten tot de viering van het Heilig Avondmaal (art. 60 KO).
Maar wanneer op die attestatie staat vermeld dat hij in zijn vorige woonplaats niet langer tot de sacramenten was toegelaten, omdat hij zich in leer of leven had misgaan, zal hem ook in zijn nieuwe woonplaats die toegang worden geweigerd.
Zo is dat afgesproken: De bediening van de tucht in de ene kerk wordt bij verhuizing ‘overgenomen’ door de andere kerk.

Na de eerste afkondiging

Dat betekent echter niet dat de kerkenraad van de nieuwe woonplaats op hetzelfde punt moet verder gaan als waar de kerkenraad van de oude woonplaats was gebleven.
Stel dat de tuchtoefening in de vorige woonplaats al zover was gevorderd, dat aan de gemeente was afgekondigd dat een — niet nader te noemen — broeder door de kerkenraad was vermaand en afgehouden van het avondmaal, maar tot dusver zonder succes, zodat nu de gemeente werd ingeschakeld om voor hem te bidden. De zogenaamde ‘eerste trap van censuur’.
Wanneer de betrokken broeder vanwege de verhuizing een attestatie aanvraagt (helaas gebeurt dat in zulke gevallen vaak niet meer, maar enige aandrang wil nog wel eens helpen), zal deze ‘eerste trap’ op die attestatie worden vermeld.
Wat wordt er dan van de kerkenraad in de nieuwe woonplaats verwacht? Niet dat hij bij de mededeling aan de gemeente dat er een nieuw lid is binnengekomen, meteen vermeldt dat op deze persoon de eerste trap van censuur is toegepast. Dat zou immers betekenen dat hij in de nieuwe gemeente direct bekend is als een ongezeglijk zondaar, terwijl een dergelijke mededeling pas is toegestaan bij de ‘tweede’ trap, waarvoor zelfs toestemming van de classis is vereist.
Evenmin lijkt het me juist om de toepassing van de eerste trap geheim te houden voor de gemeente, totdat na verloop van tijd de tweede trap wordt afgekondigd. Die tweede trap is dan altijd te vroeg, want de eerste trap heeft in deze gemeente nog niet gefunctioneerd. Men heeft nog niet voor de zondaar kunnen bidden, want men was er niet van op de hoogte dat daar reden toe bestond.
De beste aanpak zal daarom zijn dat de kerkenraad de attestatie aanvaardt en daarvan op de gebruikelijke wijze mededeling doet aan de gemeente, om vervolgens eerst zelf met de betrokken broeder te gaan praten. Waarom is hij

|52|

afgehouden van het avondmaal? Waarom weigert hij zich te bekeren? Zou hij dat alsnog willen doen? Pas wanneer dit vermaan van de kerkenraad op hardnekkige afwijzing stuit, zal de kerkenraad besluiten tot een afkondiging aan de gemeente: de eerste trap, zonder vermelding van naam. Dat is dan dus wel de tweede keer dat die eerste trap in werking wordt gesteld: eerst in de vorige, nu in de nieuwe gemeente. Maar dat is geen enkel bezwaar: Zoals de vorige gemeente voor de zondaar heeft gebeden, zo zal ook de nieuwe gemeente dat nog graag doen.

Na de tweede afkondiging

Je kunt daar een algemene regel van maken: Tucht wordt wel overgenomen, maar niet persé de trappen van de censuur. De nieuwe kerkenraad mag eerst weer met eigen vermaan beginnen.
Dat is dus ook van toepassing wanneer in de vorige woonplaats te tweede trap al in werking was getreden: Met toestemming van de classis was de naam van de zondaar aan de gemeente bekendgemaakt. Wanneer hij gaat verhuizen (misschien omdat de druk hem in deze gemeente te veel wordt?), zal deze tweede trap van censuur op zijn attestatie worden aangetekend.
Stel dat de kerkenraad van de nieuwe gemeente dan verder zou willen gaan waar de andere kerkenraad gebleven was, en dus meteen aan de gemeente zou meedelen: Dit nieuwe gemeentelid is een zondaar die al meermalen is vermaand, maar niet wil luisteren. Terecht zal de man dan het gevoel hebben dat hij onverhoord wordt veroordeeld: Alleen op grond van het getuigenis van de kerkenraad uit zijn vorige woonplaats wordt hij hier in de nieuwe woonplaats als zondaar aan de kaak gesteld. Waarschijnlijk zal hij dan niet meer zo erg openstaan voor vermaan vanuit de nieuwe gemeente.
Dus lijkt het me ook in zo’n geval weer beter om als kerkenraad te beginnen met een eigen onderzoek. Niet omdat je de attestatie van de vorige kerkenraad niet vertrouwt, maar omdat je graag doelgericht wilt kunnen vermanen, om zo de zondaar te kunnen behouden. En als dat vermaan niets uitwerkt, schakel je de gemeente in: eerst via de eerste trap, de afkondiging zonder naam, en dan de tweede, de afkondiging met naam.
Dat betekent normaal gesproken dus ook dat je als kerkenraad weer advies vraagt van de classis. De kerkenraad uit de vorige woonplaats had dat ook al gedaan; de kerkenraad in de nieuwe woonplaats doet het opnieuw, om zich ook zelf te verzekeren van steun vanuit het kerkverband, en nog meer zekerheid te hebben dat een en ander zorgvuldig geschiedt. Wel zal de kerkenraad in zo’n geval niet kunnen verzwijgen dat deze zaak al eerder op een classis heeft gediend; en ongetwijfeld zal dat gegeven meewegen in het oordeel dat de classis nu geeft.

Ruimte voor eigen beleid

Ondertussen laat zich het geval denken dat de kerkenraad toch anders handelt dan hier wordt voorgesteld. Bijvoorbeeld wanneer het gaat om twee naburige

|53|

gemeenten, met veel onderling meeleven, zodat de tuchtprocedure die in de ene gemeente loopt, ook in de andere volledig bekend is en met gebed en vermaan is ondersteund. Als dan de zondaar na instelling van de tweede trap naar de andere gemeente verhuist, kan het verwarrend werken als de kerkenraad opnieuw met de eerste trap begint.
Ook mag een kerkenraad bedenken dat art. 77 KO de vrijheid geeft om naar eigen inzicht te beslissen over “het tijdsverloop tussen de afkondigingen”: Wanneer iemand in zijn vorige woonplaats al vele jaren vruchteloos is vermaand, hoeft de kerkenraad in zijn nieuwe woonplaats dat niet volledig over te doen.
Toch zou ik als uitgangspunt willen handhaven: Begin als kerkenraad in deze voor u nieuwe situatie met een eigen onderzoek, en eigen opbouw van de tucht. Dat zorgt voor meer zorgvuldigheid en, wat nog belangrijker is, het geeft meer kracht aan het vermaan. Zodat de zondaar zich eerder zal laten gezeggen, tot zijn eigen behoud, tot heil van de gemeente, en tot eer van God.


CAPITA SELECTA BIJ
Kerkorde GKv (1978) Art. 60