Quant, D.

Vragen rond de avondmaalsviering

Genre: Literatuur, Bladartikel

|637|

 

Vragen rond de avondmaalsviering

Uit reacties van lezers blijkt dat er verschillende kerkordelijk getinte vragen leven over gegroeide gewoonten rond de avondmaalsviering. In dit artikel zoeken we een antwoord. Overigens: de redactie staat graag open voor suggesties om over bepaalde (al of niet kerkelijk-praktische) vragen iets te publiceren. Soms ontdekken we dat ze al eens aan de orde zijn geweest. Als het lang geleden is, kan een nieuw artikel geen kwaad, maar mogen we een tip geven? Als de kerkenraad per collectief abonnement nu eens één nummer extra koopt en dat in de kerkenraadskamer op de boekenplank een plaats geeft, dan krijgt u na verloop van tijd een schat van informatie. En als u dan de registers (die één keer per vijf jaar verschijnen) daarnaast legt, kunt u heel gemakkelijk uitzoeken waar een bepaalde vraag ooit behandeld is. 

 

De grenzen van de viering

In principe is het zo dat in onze traditie het avondmaal gevierd wordt in de eigen kerkelijke gemeente. Wij kennen niet de zogenoemde ‘open avondmaalsviering’, zoals die in andere kerken gebruikelijk is. En vele jaren is daarnaar ook geen vraag geweest. Dat hield verband met zeker drie factoren:
1. Er was vanzelfsprekendheid over de frequentie van de viering, over de plaats waar deze zou geschieden (namelijk in het eigen kerkgebouw), en over de vraag waar men zou aangaan, namelijk daar waar men als belijdend lid stond ingeschreven;
2. vervolgens was (en is er in verschillende plaatsen nóg) een avondmaalsvisie en -beleving die met grote schroom gepaard ging; in een dergelijke traditie gedijen vragen rond intercommunie en gastrecht maar slecht, zoals op de laatste synode in 2004 nog weer eens bleek. En dat is goed te begrijpen;
3. ten derde was er vroeger nauwelijks mobiliteit, zeker niet op de zondag.

 

Regelingen op het eigen kerkelijk erf

Deze zaken zijn sterk aan verandering onderhevig geweest. Dat heeft ertoe geleid dat in ieder geval in de afgelopen tientallen jaren in onze eigen kerken een aantal zaken rond ‘meer openheid’ van de avondmaalstafels geregeld is. Daarbij is norm gebleven dat de kerkenraad geroepen is tot bewaking van de tafel, opdat deze niet ontheiligd wordt. Open avondmaal in de gangbare betekenis van de term (zoals men dat in andere kerken vindt) komt onder ons niet voor — althans, dat hoort zo te zijn. Maar de strikt gesloten opvatting van 40 jaar geleden is aan erosie onderhevig.
Als het gaat om de kerkordelijk vastgestelde ruimte, kan men aan een drietal zaken denken.

Allereerst diende in 1959 op de generale synode van Rotterdam een instructie uit het Zuiden om te komen tot regelingen voor viering van het avondmaal in (wat we nu zouden noemen) zorgcentra, zieken- en verpleeghuizen. De regeling is opgenomen bij art. 63 K.O. In het oog springen de gedachten over het principe van de gemeentelijke viering (geen individueel karakter), de onmogelijkheid om nog in het eigen kerkgebouw te komen én het zogenaamde ‘gastrecht’. Als het om dat laatste gaat, geeft de regeling aan dat de kerkenraad zich ervan moet overtuigen dat de aanvrager in eigen kerk gerechtigd is deel te nemen aan de tafel des Heren, dat

|638|

deze ook voldoet aan de criteria zoals neergelegd in de artikelen 61 en volgende K.O. (wijze en principia van de avondmaalsviering), en dat zij hun wens tijdig aan de kerkenraad kenbaar zullen maken.

Ten tweede is te denken aan de regelingen rond het pastoraat aan de doven en slechthorenden, zoals neergelegd in art. 64 K.O. Zij zijn vastgesteld door de generale synode van 1965/’66. Deze mag — zij het binnen de kaders van Schrift en belijdenis — in interkerkelijk verband plaatsvinden; daartoe wordt gastrecht verleend. In de praktijk werken in ons land drie predikanten met deze opdracht, ieder in een eigen regio, waaronder één christelijk-gereformeerde: ds. A. Dingemanse. Zonder twijfel is de verruiming van de grenzen van het avondmaal hier in zeer ruime mate aanwezig.

Ten slotte is daar de bekende bijlage 6 van onze kerkorde, waar de voorlopige regeling voor het nauwer samenleven met andere kerken van gereformeerd belijden is neergelegd. Indien een generale synode over een kerkelijke gemeenschap heeft uitgesproken dat deze zich wil stellen op de grondslag van Gods heilig Woord en de gereformeerde belijdenis, kan het komen tot een diepe geestelijke eenheid op plaatselijk niveau. Dit houdt dan o.a. in de toelating van elkaars leden tot de avondmaalsviering. 

 

De praktijk

De praktijk wijst uit dat kerkenraden inventief met deze regelingen omgaan, maar dat er daarbuiten toch nog wel eens vragen rijzen. Zo is te denken aan gasten die een kerkdienst in een gemeente bijwonen op een moment dat het avondmaal gevierd wordt. Kan men hen, terwijl ze geen lid zijn van één van onze kerken, toch tot het avondmaal toelaten?

De generale synode 2004 heeft zich met deze vraag bezig gehouden (een voorzet daartoe kon u al lezen in Ambtelijk Contact 2004 blz. 474, Gasten aan de avondmaalstafel, van mevr. drs. C. Boerke). De synode besloot art. 63 sub 5 K.O. aldus aan te passen:
Een kerkenraad kan gasten die geen lid zijn van de Chr. Geref. Kerken, tot een viering van het avondmaal toelaten, wanner zij:
a. belijdenis van het geloof hebben afgelegd en derhalve gerechtigd zijn in de eigen gemeente avondmaal te vieren;
b. in de eigen gemeente niet onder kerkelijke tucht staan;
c. bij de kerkenraad vooraf de wens te kennen geven van het gastrecht gebruik te willen maken. Hierbij geldt dat de eigenlijke toetsing en afweging van de situatie waarin en de omstandigheden waaronder een gast om toegang tot het avondmaal vraagt, aan de betreffende kerkenraad blijft.

U zult begrijpen dat door de laatste zin onderstreept wordt dat een kerkenraad het recht heeft (en ook de plicht) om verschillende zaken tegen elkaar af te wegen: de plaatselijke situatie en de geestelijke beleving van de eigen gemeenteleden van het avondmaal, én de situatie waarin degene zich bevindt die graag aan de viering wil deelnemen. Dat zijn zaken die een synode niet van ‘veraf’ in ogenschouw kan en wil nemen; ze horen typisch bij de roeping van de kerkenraad. 

|639|

Al deze vragen stellen ons intussen wel voor een levensgrote vraag, die nog dieper ingrijpt dan allerlei binnengemeentelijke vragen (het is althans te hopen dat het een vraag ís): de kwestie van de kerkelijke verdeeldheid, die diepe sporen trekt. De tafel des Heren is hier op aarde jammerlijk gebroken; dat is een situatie waarin het Nieuwe Testament niet voorziet, om zo te zeggen… in onze ‘regelgeving’, waarbij de vraag klinkt of niet-leden tot het avondmaal mogen worden toegelaten, zullen we elkaar als kerkenraadsleden diep in de ogen én in het hart moeten kijken. Ten diepste is het immers niet de kerkenraad die nodigt (zichtbaar gemaakt door de tafelwachten), maar de Here Jezus zelf. Als we dit beseffen, zullen we met concrete vragen niet te snel klaar zijn, zo is mijn overtuiging.

 

Vieringen voor zieken

Naar analogie van de regels voor vieringen in zorgcentra (zie boven) zijn twee varianten in de kerken langzamerhand praktijk geworden. De eerste is de viering van het avondmaal bij leden die niet meer ter kerke kunnen komen, maar nog wel thuis wonen. Soms bereikt een kerkenraad het verzoek om mee te mogen doen met de avondmaalsviering. Verschillende diaconieën hebben voor dat doel een speciaal klein avondmaalsstel in een koffertje aangeschaft. Na de viering in de kerk (of op een door de weekse avond) wordt de viering ten huize van het lid van de gemeente voortgezet (of gehouden). Van belang is dan het principe van de gemeente die avondmaal viert (zo vinden we het immers voortdurend in het Nieuwe Testament?). Er kan familie bij zijn, leden van het wijkteam, enkele in de omgeving wonende leden enz. Ook gebeurt het wel dat gemeenteleden die via de kerktelefoon (of internet, of het Lukastje) de dienst meebeleven op het hetzelfde moment thuis aan de viering deelnemen; daartoe is dan een ouderling of diaken aanwezig die op het moment dat de predikant brood en beker uitreikt, datzelfde doet bij het betreffende gemeentelid: het zijn immers ook de ouderlingen en/of diakenen die in het kerkgebouw aan de tafel brood en beker doorgeven op gezette momenten?

De tweede variant zit in de wijze waarop vieringen in zorgcentra etc. plaatsvinden: de kerkorde spreekt over een ‘officiële dienst onder leiding van de eigen kerkenraad’ (art. 63 lid 4 K.O.). Er zijn vele kerkenraden waarbij het ook zo gebeurt. Maar soms is er — zeker wanneer het gaat om een prot. chr. tehuis — ook sprake van afgevaardigden van kerkenraden die een soort ‘kerkenraadscommissie’ vormen onder wiens gezamenlijke verantwoordelijkheid de viering plaatsvindt. Men kan dan niet naar de letter van de K.O. handelen. Maar de vraag waar het in dergelijke situaties om gaat, is natuurlijk: moet men de situatie van de kerkelijke verdeeldheid zo zwaar laten wegen dat daardoor leden van de eigen gemeente, die in dat huis wonen, de mogelijkheid om avondmaal te vieren, wordt ontnomen…? Zelf ben ik meermalen onder de indruk gekomen van verhalen die in dit verband te horen zijn over broeders en zusters van verschillende kerken die elkaar daar op dezelfde gang ontmoeten, en — eindelijk — tot geestelijke herkenning komen over de kerkelijke muren heen. De norm die ik in het vorige kopje onder woorden bracht (het is Chrístus die nodigt), maakt mij huiverig voor een al te scherpe stellingname hierin: soms immers doorbreekt de Geest de grenzen die door mensen zijn gemaakt.


CAPITA SELECTA BIJ
Kerkorde CGK (2010) Art. 61