De kerken in Synode saamgekomen (V)
Genre: Literatuur, Bladartikel
Onze kerken in Nederland kunnen wel niet anders dan door afvaardiging hare gemeenschappelijke zaken bespreken en beslissen en hare onderlinge verhoudingen regelen. Maar deze afgevaardigden-Synodes zijn geene Synodes van kerken. Dat moet wel bedacht worden.
Om nu deze afgevaardigden-Synodes iets meer aan het beginsel en ideaal van „de kerken samengekomen in Synode” te kunnen doen beantwoorden, althans in hare werkzaamheden en beslissingen, is in de eerste plaats noodig, dat wat op of door die Synodes behandeld moet en zal worden, zooveel mogelijk en zoo vroeg mogelijk aan de kerken bekend gemaakt worde. En dan moet dat voor zoover doenlijk in de kerkeraadsvergaderingen besproken worden, om inzicht daarin te verkrijgen, en om in het licht te doen treden, wat duister is, of waarin verkeerdheden of gevaren kunnen schuilen. Met dit licht en de argumenten en de bezwaren komen dan de afgevaardigden van de kerkeraden ter Classisvergadering. En daar moet alles wederom goed besproken worden. Alle kerkeraden komen door hunne afgevaardigden daar hun inzicht of hunne behoefte aan licht te dezer zake, hun argumenten voor of tegen, bijeenbrengen, om die onderling te bespreken. Met het resultaat dier bespreking gaan deze afgevaardigden der Classis ter particuliere Synode, waar opnieuw op deze wijze gehandeld wordt. En met het resultaat der bespreking ter particuliere Synode komen hare afgevaardigden ter generale Synode, waarop dan de eindbespreking kan plaats vinden en de beslissing kan vallen.
Ondertusschen hebben dan ook de kerkelijke bladen over de te behandelen onderwerpen kunnen schrijven, om te doen kennen wat die onderwerpen beteekenen, wat de gevolgen van een en ander zullen zijn, welk licht er over schijnt van de Heilige Schrift uit. Aldus kan de bespreking en de beslissing ter Synode meer eene zaak der kerken zijn. Al het licht uit alle de kerken kan dan ter Synode schijnen.
De mindere vergaderingen beslissen niet, doch bespreken slechts, en deelen haar inzicht mede, met hare gronden voor of tegen.
Er is gezegd, dat het niet noodig zou zijn, dat het ter Synode, particulier en generaal, te behandelen werk, vooraf bij de kerken bekend zij, en in de mindere vergaderingen, kerkeraden, classisvergadering, particuliere Synode, als ook in de pers, besproken wordt, en dat de te behandelen rapporten zoo spoedig mogelijk aan de kerken en verder aangewezenen toegezonden worden. Dat is echter een gansch verkeerd zeggen. Dat gaat uit van de meening, dat die enkele tientallen afgevaardigden wel in staat zijn, in korten tijd alles goed te behandelen en met volkomen kennis van zaken en doorzicht te doen beslissen. En dat die enkele tientallen van afgevaardigden de kerken zijn, en het maar voor en over die kerken te zeggen hebben. Dat rust op, en gaat uit van de gedachte der hiërarchie. En dat bedenkt niet genoeg de beperktheid van inzicht en krachten der afgevaardigden ter Synode.
Ter Synode kan lang niet alles door alle afgevaardigden genoegzaam doorzien worden om met klare kennis er over te oordeelen en te beslissen. De wijze van werken, waartoe het vele, dat ter Synode behandeld moet worden, wel noopt, brengt mede, dat er groepsgewijze, zoowel wat de zaken, als wat de leden betreft, gewerkt wordt, en bij die groepen weer de onderwerpen onder de enkele personen ter voorbereiding verdeeld en aan hen opgedragen worden, zoodat velen ter Synode van hetgeen beslist moet worden, weinig afweten, aldus moeten afgaan op de voorlichting van anderen, en de betreffende stukken zelf niet kunnen nagaan; de eene groep ten aanzien van de andere groep, en in elke groep de verschillende leden onderling, al wat natuurlijk in elke groep de aan haar ter voorbereiding gegeven onderwerpen alle afzonderlijk en door de leden te zamen besproken, en evenzoo alle onderwerpen van verschillende groepen door de geheele Synode.
Die enkele tientallen afgevaardigden met de prae-adviseurs kunnen in die enkele weken bij dien velerlei arbeid het licht van alle kerken niet missen. En daarom moet dat licht tot haar komen door de voorafgaande behandeling in kerkeraden, in classisvergaderingen, in particuliere Synodes, in de pers.
Hiermede is de leiding en het licht des Heiligen geestes bij de meerdere vergaderingen en in de generale Synodes niet vergeten, noch ontkend. Daarover wordt gehandeld. Maar de leiding en het licht des Heiligen Geestes worden ook niet voorbijgezien, noch geloochend, wanneer men tot de dienaren des Woords zegt, dat zij tevoren goed hun tekst moeten bestudeeren en dat zij niet maar onvoorbereid mogen optreden, alsof de Heilige Geest het dan wel plotseling hun geven zou wat zij spreken moeten.
De voorbeelden zijn er van synodale dwaling en van verkeerde besluiten. De Heere heeft aan Synodes geene leiding toegezegd los van de kerken en zoo, dat zij nimmer zouden kunnen feil gaan.
En dus moeten de kerken medewerken, alle. En dat kunnen zij slechts, wanneer zij tevoren kennis hebben van wat te behandelen is, voor zoover dat althans mogelijk is, en daarover op de genoemde wijze beraadslagen, om aldus het haar gegeven licht ook ter Synode te doen schijnen.
De behandeling en beslissing ter Synode moeten maar niet zijn van de enkele tientallen van afgevaardigden, maar zooveel het kan metterdaad van de kerken. Daarom geene uitsluiting der kerken door haar te onthouden van wat te behandelen is, van rapporten, en van hetgeen te harer kennis gebracht kan worden.
Niet die enkele tientallen Synodeleden zijn de kerken. En ook hebben dezen maar niet los van de kerken en over de kerken te beslissen.
Geene hiërarchie van enkelen, al zijn dit ook enkele tientallen.
En geene inbeelding bij deze enkele tientallen, alsof zij het wel alleen zouden kunnen, en als ware hun de onfeilbare voorlichting en leiding des Heiligen Geestes toegezegd.
De zaken, die ter Synode te behandelen zijn, zijn zaken der kerken. Daarom moeten daarin ook zooveel dit kan, de kerken zelve handelen. En daarvoor is noodig dat die kerken tevoren kennis hebben van wat ter Synode in bespreking zal komen en beslist moet worden, en wel zoo spoedig mogelijk en vroeg genoeg, opdat zij ook gelegenheid hebben er door behoorlijke samenspreking zich een denkbeeld over te vormen.
S. GREIJDANUS.