Kuyper, H.H.

De drieërlei macht (XIX)

Genre: Literatuur, Bladartikel

De drieërlei macht (XIX)

Waar men bij dit geding over het Goddelijk recht en de drieërlei macht der Synodes, inzonderheid om tucht te oefenen, zich ten faveure van zijn eigen stelsel inzonderheid beroepen had op het eigen Nederlandsche Kerkrecht als het zuiver Gereformeerde Kerkrecht, daar was het noodig uit de historie aan te toonen, wat onze Gereformeerde Kerken in Nederland in haar gouden eeuw, toen die beginselen nog het zuiverst gehandhaafd werden, zoowel door de handelingen harer Synodes als door de uitspraken van haar uitnemendste theologen aangaande dit Goddelijk recht en de drieërlei macht der Synodes ons geleerd hebben. Twijfel desaangaande bestond er, zooals we zagen, noch bij onze Synodes noch bij onze Theologen. Het waren de Remonstranten en de Independenten, die een afwijkend gevoelen verdedigden. Eerst toen de verzwakking van het Gereformeerde leven intrad door Coccejus en Cartesius werd dit Goddelijk recht der Synodes ontkenden evenzoo haar macht. Ze mochten alleen raad geven aan de kerken en ze hadden haar ontstaan te danken aan kerkelijke instelling, niet aan de Schrift.

Na dit onderzoek van wat bij onze Gereformeerde Kerken in Nederland als kerkrecht gold, heb ik thans nog alleen na te gaan hoe de Gereformeerde Kerken in Frankrijk en de Presbyteriaansche Kerk in Schotland en Engeland over dit Synodale kerkrecht hebben geoordeeld. Het onderzoek zou ook nog kunnen uitgebreid worden tot de Gereformeerde Kerken in Hongarije, Zevenbergen, Polen, enz., maar deze kerken hebben te weinig invloed gehad en zuiver is de ontwikkeling van het kerkrecht daar niet geweest, zooals reeds blijkt uit het bisschoppelijke ambt, dat daar bestaan bleef.

Wat nu in de eerste plaats Frankrijk betreft, zoo behoeft het wel geen uitvoerig betoog, dat onze Gereformeerde Kerken aldaar aan de Synodes deze drieërlei macht, inzonderheid ook om tucht te oefenen, hebben toegekend. Degenen onder ons, die een geheel andere opvatting van het synodale recht hebben, willen dan ook van wat zij noemen het Fransche kerkrecht niets weten; de Fransche Synodes, zoo wordt kortweg verklaard, waren hierarchisch. Hoewel onze Gereformeerde Kerken in Nederland schier elke bepaling van haar Kerkenorde aan deze Fransche Synodes ontleend hebben en de nauwste banden beide kerken saamverbonden, zoodat ze zelfs elkaars belijdenisschriften en kerkenordeningen onderteekenden, zou er toch een principiëele tegenstelling tusschen beide bestaan hebben ten opzichte van het recht en de macht der Synodes. Onze Nederlandsche kerken zouden voor de vrijheid en zelfstandigheid der plaatselijke kerken zijn opgekomen, de Fransche Gereformeerde Kerken daarentegen zouden een synodale hierarchie hebben gehuldigd. Hoe dwaas deze voorstelling is behoeft wel niet te worden aangetoond. Het waren juist de Fransche kerken, die van meet af in haar Belijdenis de verklaring hebben opgenomen, die de grondstelling tegen alle hierarchie is, nl. dat geen kerk over andere kerken, geen ambtsdrager over andere ambtsdragers heerschen mag. Zij zijn het geweest, die voor het kerkverband dat eigenaardig stelsel hebben uitgedacht, waarbij door trapsgewijze vertegenwoordiging der kerken, die zelve hare ambtsdragers afvaardigden, zoowel predikanten als ouderlingen en deze met volmacht voorzagen, een organisatie in het leven werd geroepen, die door alle Gereformeerde kerken is overgenomen en steeds de bewondering heeft opgewekt van alle kenners van het kerkrecht om het juiste evenwicht, dat hier bewaard werd tusschen de zelfstandige rechten der plaatselijke kerken en het gezag, dat aan de meerdere vergaderingen toekomt. Heel de organisatie van ons kerkelijk leven zooals we die thans nog hebben in onze kerken, is aan het voorbeeld dezer Fransche kerken te danken. Zoo sterk waren deze Fransche kerken voorts bevreesd voor alle insluiping van hierarchie, dat ze zelfs nooit kerkvisitatoren hebben willen invoeren, omdat dit tot een superintendentschap kon leiden, hoewel Calvijn te Genève wel kerkvisitatoren had laten benoemen voor de omliggende dorpskerken en ook onze Synodes later dit instituut tot heil der kerken hebben ingevoerd. Het gaat daarom niet aan, wanneer ik op deze Fransche kerken en hare Synodes mij beroepen heb, dit beroep af te wijzen met de bewering, dat „deze Synodes hierarchisch waren”. Er ligt daarin bovendien een onverdiende smaad deze Fransche kerken aangedaan, die in haar strijd tegen de Roomsche hierarchie zulk een geloofsmoed en trouw aan Christus’ Koningschap over Zijne Kerk hebben betoond en met het bloed van zooveel martelaren hebben bezegeld. En waar onze Kerken in Nederland niet alleen haar belijdenis, maar ook haar organisatie aan deze Fransche Kerken te danken hebben, daar had men het Arabische spreekwoord wel mogen bedenken, dat men niet spuwt in de bron, waaruit men zelf heeft gedronken.

Dan, hoe men over deze qualificatie der Fransche Synodes denken moge, over het feit zelf, dat zij deze drievoudige macht om te leeren, de orde te stellen en de tucht te oefenen, als haar wettig recht hebben beschouwd, bestaat geen verschil. De bewijzen daarvoor aangevoerd door mij waren ook te duidelijk om te worden weersproken. Zelfs de uitvlucht, waarmee men zich trachtte te redden bij het beroep, dat ik deed op onze eigen Synodes, met name op de Synode van Dordt, n.l. dat hare handelingen te verklaren waren uit den nauwen band, die onze kerken met de Overheid verbond, kan bij deze Fransche Synodes niet baten, omdat de Fransche Kerken nooit door de Regeering in Frankrijk als Christelijke kerken erkend zijn en van een huwelijk tusschen staat en kerk althans ten opzichte van de Gereformeerde Kerk aldaar geen sprake is geweest. Juist omdat de Gereformeerde kerk in Frankrijk een veel zelfstandiger positie innam met betrekking tot de Overheid, dan onze Kerken in Nederland, kon de organisatie dezer kerken dan ook veel zuiverder naar de Gereformeerde beginselen geschieden dan in ons eigen land mogelijk was. De Fransche Synodes hebben bij al wat ze verrichtten en besloten nooit gehandeld in opdracht van de Overheid maar altoos sua auctoritate, d.w.z. krachtens de autoriteit, waarvan ze zich bewust waren, dat die naar Gods Woord haar toekwam.

Krachtens die autoriteit hebben zij haar potestas synodica uitgeoefend, toen zij op de eerste Synode te Parijs in 1559 gehouden de Belijdenis hebben vastgesteld. In Nederland is dit anders geschied. Onze Confessie is opgesteld door Guido de Brès, die haar ter goedkeuring aan de voornaamste leiders toezond en toen als de belijdenis van de geloovigen in Nederland aan Koning Philips deed toekomen. Eerst later is deze Belijdenis door de Synode van Emden gesanctioneerd. Maar de Synode te Parijs heeft zelf deze Geloofsbelijdenis vastgesteld daarbij gebruik makende van de geloofsbelijdenis door Calvijn opgesteld voor de studenten te Genève. Dat deze Geloofsbelijdenis niet van boven af aan de Kerken is opgelegd, spreekt echter van zelf. Ze was niet anders dan de formuleering van wat de Gereformeerde Kerken in Frankrijk, die geheel onder leiding van Calvijn stonden, geloofden. Maar de formuleering geschiedde toch door de Synode te Parijs en de latere Synodes hebben zich het recht behouden om wanneer het noodig bleek, in deze Confessie verbeteringen aan te brengen.

Evenmin kan er twijfel over bestaan, dat de Fransche Synodes de potestas ordinans hebben uitgeoefend. Dezelfde synode te Parijs stelde de kerkenorde voor de Fransche kerken vast. Voorzoover deze kerkenorde bepalingen bevatte voor de plaatselijke kerk sloot ze zich aan bij de reeds bestaande organisatie. De kerken in Frankrijk waren plaatselijk georganiseerd naar het voorbeeld van Genève en naar de aanwijzingen die Calvijn in zijn Institutie en in zijn brieven gegeven had. Maar wat het kerkverband betreft, had de synode te Parijs een geheel zelfstandigen arbeid te verrichten en heeft ze daarmee het model gegeven, dat ook elders is nagevolgd. Het recht om in deze kerkenorde wijzigingen aan te brengen is aan de Synodes nooit ontzegd en op elke Synode is de kerkenorde naar gelang van de behoefte gewijzigd.

En wat de potestas judicans of het tuchtrecht betreft, zoo heb ik vroeger de bewijzen geleverd, dat de Fransche Synodes meermalen dit tuchtrecht hebben uitgeoefend en niet alleen ambtsdragers, maar ook kerkeraden hebben gecensureerd.

Een strijd over de Synodale bevoegdheid om deze drieërlei macht uit te oefenen, heeft in Frankrijk niet plaats gevonden. Zelfs de school van Saumur, die op niet onbedenkelijke wijze van de Gereformeerde belijdenis afweek en daarom door de Synodes veroordeeld is, heeft de Synodale bevoegdheid om dit te doen, niet betwist. Amyraldus, haar woordvoerder, wraakte wel het beroep door Theologen op het Oude Testament voor de Synodes gedaan, maar erkende toch, dat in het Nieuwe Testament met name in Handelingen 15 het Goddelijk recht der Synodes verankerd lag.

De strijd, die in Frankrijk gestreden is over het kerkrecht, raakte dan ook veel meer het gezag der ambtsdragers dan het gezag der Synodes. De Morelli en zijn medestanders ontzegden aan de kerkeraden de bevoegdheid om ambtsdragers te benoemen en om tucht te oefenen, en kenden, evenals de Independenten later, die bevoegdheden alleen aan de gemeenteleden toe. Daartegen zijn de Fransche Synodes opgekomen en daartegen hebben ook de Fransche theologen hun polemiek gericht. Eerst later, toen de Independenten uit Engeland verdreven werden door de Regeering en toen ook naar Frankrijk de wijk namen, evenals naar Holland, hebben de Fransche Synodes zich te keer moeten stellen tegen den verkeerden invloed, die van hen uitging.

In Frankrijk hebben deze Independenten echter niet als in Nederland zelfstandige gemeenten gevormd, wat de overheid ook niet zou hebben toegestaan. Ze wilden zich blijkbaar bij de Gereformeerden aldaar aansluiten, omdat deze godsdienstvrijheid hadden krachtens het edict van Nantes. De synode van Charenton, 1644 gehouden, zag het gevaar in, dat daardoor voor de Fransche kerken kon ontstaan, met name omdat deze Independenten het gezag der meerdere vergaderingen, classen en synodes ontkenden. Ze nam daarom het volgende besluit: „Op het rapport gedaan door enkele afgevaardigden van de zee-provinciën, dat uit vreemde landen bij hen gekomen waren personen, die men Independenten noemt en die zoo genoemd worden omdat ze leerden, dat iedere particuliere kerk moet geregeerd worden door haar eigen wetten zonder van iemand af te hangen noch gesubordineerd te zijn aan wien dan ook in zaken de religie aangaande, en niet verplicht te zijn om de autoriteit der Classen en Synodes te erkennen voor wat aangaat de discipline en de orde, en dat deze personen zich blijvend ophouden in dit Koninkrijk, wat groote en zeer ergerlijke gevolgen zou kunnen hebben, wanneer men niet met zorgvuldigheid en zonder uitstel daartegen maatregelen nam – zoo heeft deze vergadering, vreezende, dat de besmetting van dit vergif zich ongemerkt zou verspreiden en dat deze pest wanorde en verwarring onder ons zou te weeg brengen, aan al de provinciën, maar in ’t bijzonder aan degenen die grensden aan de zee, gelast te waken en met allen mogelijken ijver te verhinderen, dat dit kwaad geen wortelen schiet in de kerken van dit Koninkrijk, ten einde ongeschonden te bewaren den vrede en de eenvormigheid in de Religie (Aymon, Actes des Synodes de France t. II p. 648, 649).

H.H.K.