Kuyper, H.H.

Oud of nieuw kerkrecht

Genre: Literatuur, Bladartikel

Oud of nieuw kerkrecht

Onze grijze Canonicus Ds Joh. Jansen, die, al is hij emeritus, toch van harte meeleeft in ons kerkelijk leven, heeft naar aanleiding van den strijd, die thans ontstaan is over „Oud of Nieuw Kerkrecht”, een brochure geschreven, die is uitgegeven bij R.W. Heutink te Wierden, waarin hij opkomt tegen het verwijt van Prof. Greydanus, dat een nieuw kerkrecht in onze kerken zou zijn ingevoerd.

Het gaat niet alleen over de vraag, die evenals na de afzetting van het grootste deel van den Kerkenraad van Amsterdam-Zuid, toen deze de partij koos van Dr. Geelkerken, door de Synode van Assen, en zoo ook nu weer, na de tuchtmaatregelen van de Classis Drachten en de Particuliere Synode van Friesland tegen den kerkeraad en predikant van Drachten aan de orde kwam, of een meerdere vergadering wel kerkeraadsleden mag afzetten, maar veel meer en veel dieper om de vraag, welke positie de meerdere vergaderingen naar Gods Woord in ons Gereformeerd Kerkrecht hebben in te nemen. Reeds Dr. Van Lonkhuyzen had in zijn bestrijding van de Asser Synode dit kerkrechtelijke stelsel, door hem het Doleantie-kerkrecht genoemd, ontwikkeld, maar nog veel uitvoeriger geschiedde dit door Prof. Greydanus in „De Reformatie”. Dit laatste was winst. Want Prof. Greydanus trachtte dit nieuwe stelsel van kerkrecht nu systematisch uiteen te zetten, zoodat daaruit duidelijk bleek, waarin het principieel verschil bestond met hen, die het voor het oude Gereformeerde Kerkrecht opnamen, zooals ons dit door onze oude Canonici en Dogmatici geleerd was. De strijd werd daardoor zuiverder en bleef niet in practische quasties, hoe belangrijk ook, hangen.

Ds. Jansen heeft daarom goed gedaan met in deze brochure nu eens even principieel uiteen te zetten, wat naar zijn overtuiging het Gereformeerd Kerkrecht is, dat op Gods Woord is gegrond. Hij doet dat op klare en duidelijke wijze, zoodat ook de eenvoudige leek het evengoed begrijpen kan.

In de eerste plaats toont hij aan, wat de practische quastie betreft, dat schorsing en afzetting van de ambtsdragers eener plaatselijke kerk door een Classis of Synode in geval van wanbestuur geen nieuw kerkrecht is, zooals Prof. Greydanus beweerde, maar zoowel vóór als door en na de Synode van Dordt in de practijk is toegepast, zooals hij met enkele voorbeelden bewijst, en geleerd werd door de Synopsis, Voetius, Turretinus, Hoornbeek enz. Waaraan hij nog toevoegt verschillende voorbeelden ontleend aan de Christelijk Gereformeerde Kerk van 1836 tot 1892. Ten slotte wordt in dit historisch overzicht dan nog gewezen op het zoogenaamde „Doleantie-kerkrecht”, waarbij men zich aansloot bij het aloude Gereformeerde Kerkrecht, maar toch op enkele punten daarvan afweek. 

Na dit historisch overzicht gaat Ds. Jansen dan over, en dit is de hoofdzaak, tot de principieele vraag, waarom het gaat en die drie zaken raakt. Ten eerste het recht der Synodes, nl. op welken grond het instituut der Synodes rust. Ds. Jansen toont aan, dat die grond is Gods Woord en wel Hand. 15, zoodat de Synodes berusten op een Goddelijk instituut. Ten tweede handelt hij over het karakter der Synodes, of deze een ambtelijk karakter hebben en of er een essentieel verschil is tusschen een kerkeraad en een meerdere vergadering, waarvoor hij zicht beroept op het voorbeeld in Hand. 15 ons gegeven. En ten derde over het gezag der Synodes of nl. de drievoudige macht, die in de sleutelmacht door Christus aan de Kerk geschonken is, ook aan de meerdere vergaderingen der Synodes toekomt. Hij komt daarbij inzonderheid op tegen de voorstelling van Prof. Greydanus, dat die macht der Synodes alleen berusten zou op onderlinge afspraak, dus een menschelijk gezag, en niet een Goddelijk gezag zou wezen. Het tegendeel toont hij wederom aan uit Hand. 15.

Het is goed, dat Ds. Jansen zijn betoog vooral op de Schrift gegrond heeft. Zoo is door Calvijn reed geschied. Zoo ook door onze Gereformeerde vaderen. En evenzeer is het een verdienste, dat hij, voor het gezag der Synodes opkomende, evenzeer waarschuwt tegen een hierarchische macht, zoals Rome leerde, als tegen het Independentisme, dat aan de Synodes alle gezag ontzegde, om voor de plaatselijke Kerk een absolute independentie of autonomie op te eischen. 

Moge deze brochure, die metterdaad er toe bijdraagt om het Gereformeerd kerkrecht in het licht te stellen, door velen gelezen worden. We bevelen haar van harte aan onze lezers aan.

H.H.K.