|5|
Inleiding — 7
I. Historisch Gedeelte
§ 1. De oorsprongen van ons Nederl. Geref. (= Hervormde)
kerkrecht — 15
§ 2. De consolidatie van dit kerkrecht in de Dordtse Kerkorde —
23
§ 3. De ontwrichting van het Nederl. Geref. kerkrecht in de dagen
der Bataafse Republiek en der Franse overheersing — 32
§ 4. De Kerkorde van 1816; de beheersregeling der daarop volgende
jaren — 41
§ 5. De reglementaire organisatie van 1852; de verdere
ontwikkeling van het beheersvraagstuk tot 1870 — 52
§ 6. De strijd voor herordening van het Hervormd-kerkelijk leven
van het midden der 19e eeuw tot ± 1925 — 65
§ 7. De worstelingen om een „kerkelijk verantwoord” Nederl.
Hervormd kerkrecht in de jaren 1927-1939 — 78
§ 8. De voorgeschiedenis van de huidige kerkorde gedurende de
jaren 1940-1950 — 92
II. Beschrijvend Gedeelte: het thans geldend kerkrecht.
§ 1. De Nederl. Hervormde Kerk naar haar wezen en in haar
oecumenische verbanden — 112
§ 2. De algemene Kerk en de plaatselijke gemeenten — 124
§ 3. Kerkorde en ordinanties: het absolute en het relatieve
element daarin. De onmisbaarheid van de overgangsbepalingen —
140
§ 4. Gemeente en ambt; hoe de ambtsdragers verkozen worden —
148
§ 5. Ambten en bedieningen — 168
§ 6. De ambtelijke vergaderingen en de organen van bijstand —
183
§ 7. De apostolaire en de belijdende functie der Kerk — 202
§ 8. Opleiding en vorming tot de dienst des Woords — 211
§ 9. Kerkdienst en liturgie — 223
§ 10. Het doopssacrament — 233
§ 11. Catechese en geestelijke vorming der jeugd — 241
§ 12. Het avondmaalssacrament — 252
§ 13. Van het huwelijk en het gezin — 257
§ 14. Visitatie en opzicht, en de daaruit voortvloeiende
kerkelijke rechtspraak — 264
§ 15. Het diaconaat der Kerk — 285
§ 16. De kerkelijke financiën en het toezicht daarop — 295
§ 17. De behandeling van bezwaren en geschillen — 316
§ 18. Het verbindende van kerkelijk noodrecht — 321
Plaatsenregister — 325
Zakenregister — 331