Tot een Evangelisch-Lutherse gemeente en daarmede tot de
Evangelisch-Lutherse Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden
behoren:
a. als doopleden:
1. zij, die in de Evangelisch-Lutherse Kerk in het Koninkrijk der
Nederlanden de H. Doop hebben ontvangen, voordat zij tot de jaren
des onderscheids zijn gekomen;
2. zij, die in een andere Kerk gedoopt zijn en wier ouder(s) of
verzorger(s), voordat deze kinderen tot de jaren des onderscheids
zijn gekomen, tot de Evangelisch-Lutherse Kerk in het Koninkrijk
der Nederlanden zijn overgekomen en verzocht hebben deze kinderen
als doopleden in te schrijven;
b. als leden:
1. zij, die gedoopt zijn en op grond van hun belijdenis des
geloofs, in de Evangelisch-Lutherse Kerk in het Koninkrijk der
Nederlanden bevestigd zijn;
2. zij, die in andere kerken gedoopt en bevestigd zijn: door
inwilliging van hun tot de kerkeraad van de Evangelisch-Lutherse
gemeente, in wier kerkelijk gebied zij wonen, gericht verzoek, om
tot de Evangelisch-Lutherse Kerk in het Koninkrijk der
Nederlanden over te mogen komen.