Hoofdstuk 3
Geestelijke verzorging van debielen en zwakzinnigen
1.a. Het is wenselijk, waar dienstig, te komen tot voor debielen
en zwakzinnigen aangepaste catechisaties.
b. Voor bepaalde groepen van hen zijn aangepaste kerkdiensten aan
te bevelen.
c. In kerken van inrichtingen waar de pastorale arbeid samen met
andere kerken wordt verricht, zal men handelen naar de synodale
uitspraken met betrekking tot de avondmaalsviering onder
gemeenschappelijke verantwoordelijkheid in inrichtingen.
2.a. De bediening van de doop aan debiele of zwakzinnige kinderen
is aan dezelfde voorwaarden gebonden, die in het algemeen gelden
bij de doop van kinderen.
b. Ook debielen en zwakzinnigen behoren tot het gebruik van de
sacramenten te worden toegelaten, indien het blijkt dat zij op
hun niveau de Here Jezus als hun Zaligmaker hebben leren erkennen
en de betekenis van het gebruik der sacramenten verstaan.
c. Bij een aanvraag om toelating tot de sacramenten van dezulken
verdient het voor kerkeraden aanbeveling zich te doen voorlichten
door degenen die belast zijn met de verzorging en begeleiding van
de desbetreffende personen.
d. Er kunnen zich situaties voordoen waarin om redenen van
pastorale aard de deelneming aan het avondmaal moet worden
onthouden.
Sneek 1969, art. 230