Van de Censuur en Kerkelijke vermaning.

Van al zulke zonden, die van haar nature wege openbaar, of door verachting der Kerkelijke vermaningen in ’t openbaar gekomen zijn, zal de verzoening — wanneer men zekere teekenen van boetvaardigheid ziet — openbaarlijk geschieden, door het oordeel des Kerkeraads; en ten platten Lande, of in mindere steden, waar maar één Dienaar is, met advies van twee genabuurde Kerken, in zulke forme en manier als tot stichting van een iedere Kerk bekwaam zal geoordeeld worden.