Heuvel, P. van den

De zesjaarlijkse stemming (1)

Genre: Literatuur, Bladartikel

|588|

De zesjaarlijkse stemming (1)

 

Eenmaal in de zes jaar wordt in alle gemeenten en wijkgemeenten de zogenaamde zesjaarlijkse stemming gehouden. Bij deze zesjaarlijkse stemming wordt bepaald op welke wijze in de (wijk)gemeente gedurende de komende zes jaren (van 1999 tot en met 2004) de ouderlingen en diakenen zullen worden verkozen.
Volgens ord. 3-4-2 is in november 1998 de voorgeschreven maand voor deze stemming weer aangebroken. Het moderamen van de generale synode heeft in een brief van 11 mei jl. de kerkenraden daaraan al herinnerd. In twee artikelen wil ik op de verkiezing van de ouderlingen en diakenen wat breder ingaan. 

 

Verplicht

De zesjaarlijkse stemming wordt verplicht gehouden in alle hervormde gemeenten en alle hervormde wijkgemeenten, ook in de hervormde wijkgemeenten die in het kader van het Samen op Weg-proces gefedereerd zijn.
Er is op deze regel maar één uitzondering: dat zijn de gefedereerde wijkgemeenten die in hun federatieovereenkomst ook een afzonderlijke en goedgekeurde regeling hebben opgenomen waarbij de Interimregeling voor de verkiezing van ambtsdragers van toepassing is verklaard. Daar is de zesjaarlijkse stemming niet langer voorgeschreven, omdat in de bedoelde Interimregeling al een keuze voor een bepaalde verkiezingsmethode is vastgelegd.

 

Aankondiging en tijdstip

Voor de vergadering van lidmaten waarin de stemming wordt gehouden, moeten de belijdende minstens 8 en hoogstens 30 dagen van te voren worden uitgenodigd. De oproep moet zowel in het kerkblad als in de afkondigingen in een kerkdienst worden doorgegeven. Men kan ook aan alle lidmaten een persoonlijke brief met een uitnodiging sturen. De bedoeling is natuurlijk dat iedereen tijdig op de hoogte wordt gesteld. Persoonlijk vind ik acht dagen dan ook veel te kort! Tegenwoordig heeft iedereen een gevulde agenda, en het is aan te bevelen om ruim van te voren een voor-aankondiging te doen.
Omdat een lidmatenvergadering voor alleen maar een stemming nogal een magere agenda voor een gemeente-avond oplevert, wordt in veel gemeenten de zesjaarlijkse stemming gecombineerd met een bezinningsavond over een thema dat voor het geestelijk en kerkelijk leven van belang is, of voor een bespreking van het beleid dat de kerkenraad voor de gemeente heeft uitgestippeld. Een creatieve kerkenraad grijpt zo’n kans aan om er een zinvolle avond van te maken!

 

Door de gemeente

Bij de zesjaarlijkse stemming kan de gemeente kiezen tussen drie mogelijkheden om in de komende jaren de ouderlingen en diakenen te verkiezen.
Deze drie mogelijkheden zijn:
* de gemeente houdt de verkiezing aan zichzelf;
* ze machtigt de kerkenraad om de ambtsdragers te verkiezen; of
* de tussenweg: de kerkenraad wordt gemachtigd om dubbeltallen op te stellen, waaruit de lidmaten kiezen.
Maar welke mogelijkheid ook wordt gekozen, het principiële uitgangspunt is dat de gemeente zelf haar ambtsdragers verkiest! Zo staat het in de ‘romeinse artikelen’ van de kerkorde (zeg maar de grondwet van onze kerk): ‘De verkiezing en roeping van haar ambtsdragers geschiedt plaatselijk door de gemeente’ (art. IV-8).
Als bij de zesjaarlijkse stemming een keuze wordt gemaakt tussen de drie kerkordelijke mogelijkheden gaat het erom op welke manier de inbreng van de gemeente ter plaatse het beste tot haar recht komt. Het mag er nooit om gaan om via de verkiezingsmethode de inbreng van de gemeente in te perken of uit te sluiten!
Het behoort tot de grondprincipes van het rooms-katholieke kerkrecht dat de ambtsdragers van boven af worden aangewezen (door de bisschop of de paus). Het behoort tot het presbyteriale kerkrecht dat de ambtsdragers door en uit de gemeente zelf worden gekozen. Dat recht van de gemeente mag niet worden ingeperkt vanuit de gedachte dat een verantwoord beleid alleen bij de kerkenraad veilig is en dat de gemeente zich daarmee liefst maar zo min mogelijk moet bemoeien.

 

Een stukje kerkgeschiedenis

In de tijd van de Reformatie is dat recht van de gemeente sterk bepleit. Met name Bucer is daar krachtig voor opgekomen. In een discussie over de plaats van de leken onderstreept hij dat zij toch ook deel uitmaken van het lichaam des Heren. ‘Hierin zijn geen ledematen die op non-actief staan. Zij zijn met dezelfde Geest toegerust als door Wie — en door Hem ook alléén — het oordeel van bisschop en clerus over geloofszaken juist en vruchtbaar kan worden’. Bucer beroept zich dus niet op een democratisch beginsel, maar op de Geest die niet alleen in de dragers van de ambten maar evenzeer in de ‘godvruchtige leken’ werkt.1 Het gaat bij dit alles om de visie op de gemeente, als het Lichaam van Christus.

 

Calvijn

Calvijn is hem in deze opvatting gevolgd. Bij het woord uit Hand. 14: 23 dat Paulus en Barnabas oudsten hebben aangesteld, tekent hij aan: ‘doen zij dat op eigen gezag? Nee, zij laten de zaak die allen raakt door stemming uitmaken. Bij het aanstellen van herders had het volk dus vrijheid van keuze’. De rol van Paulus en Barnabas bestaat in feite in het voorzitten van de vergadering om de orde te bewaren en verwarring te voorkomen. Hij verwijst (in Institutie IV-3-15) ook naar andere bijbelplaatsen (zoals Lev. 8: 6, Num. 20: 26, Hand. 1 en 6) en komt met de kerkvader Cyprianus tot de conclusie dat de verkiezing van een ambtsdrager ‘slechts mag plaats vinden met medeweten van het volk dat er bij behoort te zijn, opdat de ordening rechtmatig en wettig zij, daar ze door aller getuigenis onderzocht is’. Dan pas is een roeping naar Gods Woord wettig als met instemming en goedkeuring van het volk diegenen gekozen worden die geschikt bevonden zijn. De rol van de herders is om de verkiezing te leiden, ‘opdat niet door lichtvaardigheid, of door partijschap, of door oproerigheid door de menigte wordt gezondigd’.
Overigens moet gezegd worden dat de betrokkenheid van de gemeente in de praktijk dikwijls minder groot was. In Genève berustte de verkiezing van de ouderlingen en diakenen vrijwel helemaal bij de plaatselijke overheid.2

 

Verscheidenheid

Geleidelijk ontstonden er in de calvinistische kerken verschillende methoden van verkiezing:
* de ambtsdragers werden verkozen door de kerkenraad en ter goedkeuring voorgesteld aan de gemeente die via stilzwijgen instemming met de keuze kon betuigen (zo bijv. in Emden 1571);
* de kerkenraad stelde dubbeltallen waaruit de gemeente de ambtsdragers verkoos (zo bijv. in Straatsburg en Schotland); of
* de gemeente werd opgeroepen schriftelijk namen in te dienen van mensen die men tot het ambt bekwaam achtte; de kerkenraad stelde vast wie de meeste stemmen had verkregen en verkoos uit hen in elke vacature een ambtsdrager (zo bijv. in de Londense vluchtelingen gemeente, 1554).
De Dordtse kerkorde (1618/19) laat de beide eerste mogelijkheden open: de kerkenraad verkiest zelf de ambtsdragers of stelt dubbeltallen voor aan de gemeente.
De oorspronkelijke opvatting dat de gemeente zelf haar ambtsdragers verkiest, klinkt nog altijd door in het klassieke bevestigingsformulier (van 1586). Daar moet immers antwoord worden gegeven op de vraag ‘of gij in uw hart overtuigd zijt, dat gij wettig door Gods gemeente, en mitsdien door God Zelf tot deze heilige dienst geroepen zijt’.

 

Drie mogelijkheden

De volgende keer iets meer over de drie mogelijkheden van verkiezing en over de gang van zaken bij de zesjaarlijkse stemming.


1. Om de Kerk. Opstellen aangeboden aan prof. dr. W. van ’t Spijker, blz. 169.
2. H.A. Speelman, Calvijn en de zelfstandigheid van de kerk, blz. 102 noot 345.