Quant, D.

De kerkenraad: geestelijk met een zakelijk karakter

Genre: Literatuur, Bladartikel

|243|

 

De kerkenraad: geestelijk met een zakelijk karakter

Met regelmaat duiken er vragen op over de werkwijze van de kerkenraad en van de commissie van beheer, en ook nog eens over de wijze waarop deze twee organen zich tot elkaar verhouden. Reden genoeg om er in ons blad in drie artikelen aandacht aan te geven.

Allereerst aandacht voor de kerkenraad. Het functioneren van dit college is meermalen reden van klachten. Niet overál gelukkig; er zijn ook voorbeelden bekend van kerkenraden die in grote harmonie en vrede werken; dan werkt dat geestelijk tevens door in de gemeente. En dat is een grote zegen. Omgekeerd echter: wanneer het in de kerkenraad niet goed gaat, heeft dat zijn négatieve weerslag in de gemeente.

Het is nu enkele jaren geleden dat er (in de toenmalige Hervormde Kerk) een onderzoek naar buiten kwam, waaruit bleek dat oud-kerkenraadsleden soms grote moeite hadden om na hun lidmaatschap van de kerkenraad zich weer te voegen in het ritme van het gemeentelijk samenleven. Ze werden minder trouw in het bezoeken van de erediensten, soms werden ze zelfs ‘randkerkelijk’... Voor een buitenstaander is dat misschien onbegrijpelijk: zó dicht bij het centrum hebben gezeten en dan zo wegglijden?! Maar zelf dacht ik toen aan de verhalen die mij zelf her en der verteld waren in de loop van de jaren. Verhalen van broeders die na hun ambtstermijn een zucht van verlichting slaakten; zij voelden zich van een zware last ‘verlost’.
Natuurlijk is er dan iets mis, dat voelt iedereen aan. Maar wat?

 

Geestelijk karakter

We stuiten dan op, wat we noemen, het geestelijk karakter van de kerkenraad. Zo ergens, dan mag men toch daar verwachten dat er op geestelijke wijze over de belangen van de gemeente wordt gesproken. De kerkorde geeft dat ook aan als het gaat over de kerkelijke vergaderingen (dus ook over die van de kerkenraad): ‘In deze vergaderingen zullen geen andere dan kerkelijke zaken behandeld worden. Dat dient op kerkelijke wijze te gebeuren’(art. 30 K.O.). En wat kan kerkelijk in de eerste plaats anders zijn dan geestelijk?

En zo komt br. A., voor het eerst als ambtsdrager in de gemeente gekozen, de eerste keer op een vergadering van de kerkenraad. Hij heeft van tevoren al de agenda met de benodigde bijlagen gekregen van de scriba. En hij heeft dat natuurlijk allemaal gelezen om goed voorbereid te zijn. Zo weet hij dat hij straks zijn handtekening onder het ondertekeningsformulier moet zetten. Of hij ook precies weet wat de inhoud van de drie formulieren van enigheid zijn? In grote lijnen misschien wel, maar ach, hij mag toch verwachten dat er in de loop van de komende jaren wel aandacht voor persoonlijke geestelijke vorming zal zijn? En dat er tijd zal worden vrijgemaakt voor bijbelstudie en voor het zich opscherpen in de leer van de kerk? Want... br. A. had vóór zijn bevestiging alvast het bevestigingsformulier gelezen. Dat had hij al zo vaak gehoord, maar als het jezelf betreft, is het tóch

|244|

anders! Daar las hij, dat de broeders moeten waken tegen dwaalleer, dat zij het Woord van God dienen te onderzoeken en zich gedurig dienen te oefenen in de overdenking van de verborgenheden van het geloof... natuurlijk had br. A. goed begrepen dat hier een flink stuk huiswerk lag, maar het zou toch ook wel gemeenschappelijk gebeuren? Samen kom je toch verder dan alleen? En dat is toch ook heilzaam voor de onderlinge verbondenheid in de raad, om zodoende weer des te beter geestelijk de gemeente te kunnen leiden en dienen?

Maar... toen onze br. de agenda las, werd hij al wat onrustig: zo héél veel punten waarin je eens goed ‘de diepte in kon gaan’, kon hij daarop niet ontdekken. De opening, ja, daar zou vast goede aandacht aan gegeven worden. Maar dan al die ingekomen stukken... en die regelingen voor het nieuwe seizoen... En toen br. A. na zijn eerste kerkenraadsvergadering thuiskwam, bleek het nog erger te zijn dan hij had gedacht: de opening bestond alleen uit het zingen van een psalmvers, het lezen van een stukje uit de Bijbel, en ja, het gebed natuurlijk; het goedkeuren van de notulen was een tijdrovende aangelegenheid geweest, omdat sommige broeders eindeloos zeurden over heel kleine dingetjes, en bij de ingekomen stukken zaten nogal wat zaken waarvan hij had gedacht dat het hamerslagen zouden zijn, maar waar toch iedereen het naadje van de kous had willen weten. En van delegatie scheen ook nog nooit iemand gehoord te hebben; dat ging in zijn dagelijks werk wel anders! Bij de verslagen van huisbezoeken ging het ook nog eens vaak om dingen die in de gemeente ‘moeilijk’ lagen, en die uitgebreide bespreking vergden, maar waarbij vervolgens niet echt iets besloten werd, kortom, het viel onze jonge broeder allemaal niet mee.

 

De praktijk

Velen van u wel zullen wel enkele details va het bovenstaande herkennen. Als we nu een stap verder gaan, moet er eerst iets rechtgezet worden, en dat is het beeld dat soms ten onrechte van kerkenraden en hun vergaderingen heerst. Dat is namelijk dat het een soort veredelde bijbelkring of studievereniging zou zijn. Dat is niet zo. Kerkelijk is wel in de eerste plaats geestelijk (en het zal zaak zijn dit niveau altijd in oog en hart te houden), maar het is tegelijk meer dan dat. Ieder bestuursorgaan, ook een kerkenraad, heeft te maken met notulen die goedgekeurd moeten worden (heel lang kijkt niemand er nog naar om, maar o wee wanneer er eens problemen komen, dan blijken ze ineens heel belangrijk te zijn); mensen en/of instanties schrijven brieven of stukken, of vragen op een andere manier om aandacht, en dat moet doorgenomen worden. Allerlei zaken die spelen op het niveau van een commissie (van beheer of een andere) vragen om besluitvorming of standpuntbepaling... en het kost allemaal tijd en aandacht. Vandaar de titel van dit artikel: de kerkenraad is een geestelijk college, maar er komen heel concrete zaken aan de orde, die ook om een zakelijke behandeling vragen.

 

Kan het toch beter?

Dat zakelijke betekent overigens niet dat er geen ‘gelaagdheid’ in behandeling zal moeten zijn. Dat zeker! En misschien is dat wel een van de dingen die broeders het meest dwars kunnen zitten: nog niet eens dat bepaalde dingen ‘nu eenmaal ook moeten gebeuren’, maar de wijze waaróp dat gebeurt. Dan is de klok al ver gevorderd, en de tijd is voor een goed deel opgegaan aan allerlei min of meer ‘admistratieve’ zaken, en dán komt nog eens een beleidsplan voor de opbouw van

|245|

de gemeente van de komende jaren, of dán komen nog eens (op een vergadering die als pastorale vergadering was aangekondigd) de verslagen van de huisbezoeken...

Hier ligt ongetwijfeld een verbeterpunt: hoeveel tijd besteden we aan de ‘kleinere’ dingen, en hoeveel aan de ‘grotere’? Moet daar niet eens open over van gedachten gewisseld worden? Dat kost op dat moment tijd, maar het zou kunnen zijn dat die tijd zich daarna dubbel en dwars terugverdient. De broeders zijn sámen verantwoordelijk voor het goede verloop van een vergadering; men kan dat niet alleen op de voorzitter afwentelen — zij het dat deze er een speciale taak in heeft. Discipline bij het spreken! En laat een kerkenraad, zeker wanneer er sprake is van een wat grotere gemeente, zich bezinnen op de wijze waarop zaken — al of niet breedvoerig — worden behandeld. Dat is allemaal nog niet zo gemakkelijk, maar men kan er niet aan ontkomen. Medio 2007 verscheen hierover een mooie Apeldoornse Studie van de hand van drs. M. Renkema-Hofffmann: Naar een nieuwe kerkenraad. Een onderzoek naar de principiële uitgangspunten van een gereformeerde ambtsstructuur in de 21e eeuw.

Bij de vraag of het beter kan, hoort ook die klacht die ik verwoordde over de opening. ‘Op christelijke wijze’, en we verwachten niet anders. Maar voor het geestelijk gehalte van een kerkenraad is het heel goed, wanneer er dan iets méér gebeurt dan het minimale: zingen en schriftlezing. Veel kerkenraden grijpen het aan voor een stuk bezinning, vanuit de Schrift, vanuit de belijdenis, zelfs vanuit de kerkorde (zo las ik eens), om elkaar op te scherpen en om elkaar te helpen om op het geestelijk niveau van het bevestigingsformulier te komen én te blijven. Dan kan ook het gebed concreter en toegespitster worden, zowel bij het begin als bij het einde van de vergadering.

Vervolgens is het goed — en voor de meeste kerkenraden ook noodzakelijk, voor zover ik kan overzien — om met regelmaat een agendapunt op te voeren dat extra aandacht, tijd en bezinning vraagt. En opnieuw: het is dan zaak om er voor te zorgen dat die tijd er op zo’n avond ook ís. Te denken is aan
- de liturgie;
- het doorspreken van een jaarthema dat in een gemeente in een bepaald jaar aan de orde zal worden gesteld;
- het elkaar helpen in de wijze waarop huisbezoeken worden gedaan;
- bezinning op de verhouding tot een gemeente waarmee een vorm van nauwer samenleven is aangegaan of waarin stappen worden gezet om zover te komen (de Geref. Kerken vrijg. bijvoorbeeld);
- het aandacht geven aan de vraag hoe de gemeente op het niveau van haar missionaire roeping kan komen, en daarbij de vraag hoe evenwicht kan zijn voor de aandacht ‘naar buiten’ en de aandacht ‘naar buiten’.
Veel kerkenraden hebben gemerkt dat het voortdurend kritisch bezien van hun werkwijze, binnen de kaders van het geestelijk-zakelijke, zegenrijk werkt en vruchten afwerpt. En opnieuw: dat zal heilzaam zijn voor de gemeente.


CAPITA SELECTA BIJ
Kerkorde CGK (2010) Art. 37