Quant, D.

Ontzeggen of ontraden?

Genre: Literatuur, Bladartikel

|683|

 

Ontzeggen of ontraden?

Enkele vragen rond de avondmaalsviering

In kerken van gereformeerde traditie mag niet automatisch ieder die zich daarvoor aanmeldt, deelnemen aan de avondmaalstafel. De zaken die daarvoor in het avondmaalsformulier zijn beschreven, spreken voor zichzelf. Ieder die geen berouw over zijn/haar zonden kent, die onboetvaardig is en die in verharding in de zonde voortleeft, zal van de tafel des Heren worden afgehouden. De tafelwachten hebben vanouds een belangrijke functie gehad bij het bewaken van de tafel. Ouderlingen waken erover dat deze niet ontheiligd wordt en dat alleen die leden van de gemeente aangaan, die daar kerkelijk recht toe hebben, d.w.z. die belijdenis van het geloof hebben afgelegd en die niet onder een maatregel van censuur staan. Tegenwoordig hebben deze tafelwachten — meen ik — meer een uitnodigende dan een bewakende functie, maar daarmee is het principe nog niet opgegeven.

 

Wanneer overgaan tot afhouding van het avondmaal?

Het feit dat de kerkenraad de verantwoordelijkheid heeft om de tafel te bewaken, betekent ook dat hij geroepen is om waar nodig leden van de gemeente van het avondmaal af te houden. Dat is een pijnlijke zaak; ieder kerkenraadslid, predikant of ouderling, heeft de neiging dat zoveel mogelijk voor zich uit te schuiven. Begrijpelijk! Het is daarom goed om voor ogen te houden wat D. Nauta zijn ‘Verklaring van de kerkorde’(van de oude GKN) ons voorhoudt, namelijk dat de tuchtoefening plaatsvindt ter verheerlijking van God (blz. 351); de heerlijkheid van zijn naam is in geding, zo staat het ook in die K.O. zelf (tot voor kort, want de Gereformeerde Kerken in Nederland zijn opgegaan in de PKN). Afgedwaalden moeten teruggebracht worden van de zonde, opdat zij God onbevreesd kunnen ontmoeten. Zij moeten weer in de rechte verhouding tot de Here geplaatst worden, opdat zijn Naam geprezen wordt in de gemeente. De tucht dient een goed doel. Niettemin bekruipt ons huiver wanneer we haar moeten toepassen. De sleutels van het Koninkrijk moeten worden bediend, en dan drukt de verantwoordelijkheid zwaar. Het gaat immers om de vraag of iemand zich buiten het Koninkrijk plaatst door zijn levenswandel. Het gaat om de kwestie dat er voor de betrokkene bij verharding geen plaats is op het bruiloftsmaal van het Lam. Dat is een uiterst belangrijk criterium, dat uiteindelijk als enige doorslaggevend is. Dat en niets anders moet ons ten principale leiden.

Er zijn kerkenraden (niet alleen in onze kerken) die bepaalde (gedrags)regels hebben waar alle gemeenteleden zich aan te houden hebben. Wanneer dat onverhoopt niet het geval is, volgt censuur (openlijk of stil). In kerken binnen de rechterflank van de gereformeerde gezindte is in dat kader bijv. besluitvorming geweest met betrekking tot internetgebruik (privé-aansluitingen). Andere kerken worstelen met het in bezit hebben van een TV. Juist daarom is het zo van belang om bovenstaande gedachten (die men rechtstreeks kan vinden in de Heidelbergse Catechismus, zondag 31, zondag 85) mee te nemen in het kerkenraadsberaad. Dat biedt immers geestelijke helderheid. 

 

Maatregelen

In dat kader kan de kerkenraad verschillende maatregelen nemen. En dat alles in de weg van Matt. 18: 15-21, waarin de kring van de bekendheid met de zonde en de

|684|

zondaar steeds wijder wordt getrokken, in de hoop dat nog tijdig bekering plaatsvindt. In de artikelen 76-78 K.O. worden ze van stap tot stap beschreven. Wanneer een kerkenraad geroepen is hiertoe over te gaan (dat kan alleen wanneer de betrokkene zich blijft stellen onder opzicht en tucht en zich daar niet aan onttrekt — dat laatste gebeurt helaas niet zelden…), zal hij dat doen met grote liefde voor de zondaar: in Matt. 18 gaat immers de gelijkenis van de herder die het verloren schaap zoekt aan de tuchtoefening vooraf, terwijl de gelijkenis van de ‘eindeloze’ vergeving erop volgt. Die twee gelijkenissen ‘kleuren’ de wijze van tuchtoefening principieel in!
Daarbij zal er eerst sprake zijn van een zogenaamde ‘stille censuur’, waarbij alleen de leden van de kerkenraad en het betrokken gemeentelid op de hoogte zijn. Er vindt daarbij afhouding van het avondmaal plaats, in de hoop dat bekering plaatsvindt. Wanneer dat onverhoopt niet het geval is, wordt de gemeente van stap tot stap bij dit ingrijpende geestelijke proces betrokken, opdat zij bidde…

 

Tijdelijkheid van genomen maatregelen

Eén ding moet nog ter sprake komen m.b.t. de maatregelen van censuur, ook de zogenaamde stille censuur. Wanneer men als kerkenraad deze weg opgaat, dient men te bedenken dat een maatregel altijd om een vervolg vraagt, hetzij opheffing ervan, hetzij doorzetting ervan, tot mogelijk uitsluiting van de gemeente aan toe. Soms komt het voor dat gemeenteleden welhaast levenslang onder stille censuur staan. In tegenstelling tot Nauta (blz. 386) (‘het is niet uitgesloten dat de afhouding van het Avondmaal in een bepaald geval tot het einde van iemands leven blijft bestendigd’) ben ik van mening dat dit niet goed mogelijk is. Er zál helderheid moeten komen in de zaak; staat het Koninkrijk open of is het gesloten?

 

Ontrading van het avondmaal

Behalve de ontzegging van het avondmaal bestaat er ook nog een ander gebruik, namelijk dat van de ontrading van het avondmaal. Die term moet uitdrukkelijk onderscheiden worden van de trappen van censuur en van tuchtmaatregelen. Ze wordt gebruikt wanneer er bijv. sprake is van ernstige verdenking van een strafbaar feit. De kerkenraad zal een onderzoek moeten instellen en dat vergt enige tijd. Het is een zaak van wijsheid, zeker wanneer de kwestie in de gemeente bekend is, de betrokken broeder of zuster te ontraden aan de tafel des Heren deel te nemen. E.e.a. is (in principe) te vergelijken met een schorsing van een politieagent of het met verlof sturen van een leerkracht van een school, wanneer zeer belastende zaken aan de oppervlakte komen. Iemand kan dan praktisch immers onmogelijk functioneren. Een kerkenraad zal wél zeer voorzichtig zijn in deze zaken, omdat het onvermijdelijk is dat er in dat stadium al, ook wanneer naderhand zou blijken dat de betrokkene onschuldig is, schade toegebracht wordt; een kerkenraad kan niet alle gesprekken dienaangaande in de gemeente in de hand houden. Het gaat om de goede naam van iemand, die zoveel als mogelijk is beschermd moet worden.

Ontrading van het avondmaal vindt in de praktijk nog wel eens plaats nadat iemand zich heeft laten ‘overdopen’. Onze kerkorde spreekt in art. 77 lid 5 over het zich ‘feitelijk onttrekken aan de gemeenschap van de kerk’, waarna het de taak van de kerkenraad is om vermaning en tucht toe te passen. Als ik me niet vergis, worstelen vele kerkenraden in onze kerken met deze zaken, afhankelijk van

|685|

de situatie. Ontrading is het minste; het geeft immers beroering in de gemeente. Tucht is het zwaarste… en men dient de vraag onder ogen te zien: heeft de betrokkene zich hiermee buiten het Koninkrijk geplaatst (bij volharding)? Die uitspraak zullen weinigen van ons voor hun rekening durven nemen: we werken immers op allerlei gebied nogal eens samen met baptisten e.d. Bij de EO komen gereformeerden en pinksterbroeders zeer eensgezind bij elkaar; de Chr. Hogeschool Ede is een sprekend voorbeeld van goede samenwerking over en weer! Het zijn bepaald lastige afwegingen, die een afgewogen beraad binnen de kerkenraad vergen; er is hier immers sprake van verschillende uitleg van de Schrift; noem het dwaling. Maar niet noodzakelijkerwijs is iedere dwaling een zonde. Wel kunnen er andere factoren zijn die tot tucht dringen. Over niet al te lange tijd zal hierover in Ambtelijk Contact nog weer eens geschreven worden.

 

Voetius

Het was de bekende 17e eeuwse theoloog Gisbertus Voetius, die over ontrading van het avondmaal een hele verhandeling heeft geschreven. U kunt er iets van teruglezen in H. Bouwman, De kerkelijke tucht (blz. 224 e.v.), maar ook in een artikel van wijlen ds. I. de Bruyne in Ambtelijk Contact jaargang 1980, blz. 389-392, die Voetius op de voet volgt. In het kort komt het hierop neer:

In onze kerkorde wordt de praktijk van een ontrading of ‘enkelvoudige ontzegging’ van het avondmaal niet genoemd. Wanneer het toch gebeurt, staat het ‘ontraden’ in het kader van vermaning en eventueel onderzoek: een definitief oordeel heeft nog niet plaatsgevonden, maar niettemin is er sprake van een situatie die onrust en misschien zelfs ergernis in de gemeente geeft. Het betreffende gemeentelid, aldus Voetius, kan dan uit eigener beweging zich van het avondmaal onthouden, maar hij kan ook het dringende advies van de kerkenraad daartoe krijgen. Dit is (nog) geen tuchtoefening, aldus Voetius; ik (DQ) voeg daar aan toe: uit het woord ‘ontraden’ is duidelijk: als het gemeentelid tóch aangaat, kan de kerkenraad dat onverstandig vinden, maar… een advies kan men nu eenmaal naast zich neerleggen.

Daarnaast noemt Voetius de ‘enkelvoudige ontzegging’. Daar kan sprake van zijn wanneer iemand ergernis in de gemeente heeft gegeven, waarna vermaning plaatsvond, die een gunstig resultaat hadden: het is gekomen tot schuldbelijdenis. Maar omdat dat alles nog heel vers is en de gemeente geschokt was, ontzegt de kerkenraad hem voor déze keer het avondmaal. Ook kan men zich een situatie indenken waarbij er sprake is van een telkens terugvallen in de zonde, waardoor bij bekering tot een ‘proeftijd’ moet worden overgegaan. In een dergelijke situatie is grote voorzichtigheid geboden. De naam van Christus dient in de wereld hoog gehouden te worden; daarbij heeft de kerkenraad een grote verantwoordelijkheid. De verantwoordelijkheid van degene waarbij vermaan nodig was, is niet minder groot. En… laten we ook de gemeente niet vergeten, die zich niet moet laten verleiden tot allerlei onheilige praat, maar die geroepen is tot voorbede en waar mogelijk dankzegging!


CAPITA SELECTA BIJ
Kerkorde CGK (2010) Art. 76