Verklaring

De kerken, door haar afgevaardigden bijeen in landelijke vergadering, betuigen haar onderlinge verbondenheid door het afleggen van de volgende verklaring:

1. Verklaring

Na al wat de gemeenten van de Here in de loop van de jaren en eeuwen in dit land hebben ondervonden door vervolging, overheidsbemoeiing, misleiding van de geesten, reglementenheerschappij en synodehiërarchie is het nu eens temeer haar hartelijke begeerte om onder de genadige bescherming van haar Heer en Heiland Jezus Christus, temidden van de verwarring van de tijd, in goede vrede en gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift, met elkaar te leven onder de enige heerschappij en leiding van het Hoofd van de kerk, onze Zaligmaker.

Zoals sedert de dagen van de Reformatie in de 16de eeuw de eenheid van de kerken allereerst en ten diepste bestond in hetzelfde geloof, in de gehoorzaamheid aan het Woord van God en in de gemeenschappelijke belijdenis, zo willen de Gereformeerde Kerken in Nederland, die in deze vergadering bijeen zijn, elkaar als opnieuw beloven - zich gevend eerst aan de Here en ook aan elkaar - zich aan het Woord van God en aan de belijdenis van de kerk van alle eeuwen te houden. Zij verklaren in dat belijden van de Waarheid van de Heilige Schrift, zoals in de drie Formulieren van Enigheid is uitgedrukt, haar eenheid en de grond voor haar samengaan te vinden.

Zij beloven ook, elkaar bij te staan in de strijd voor de Naam en de eer van de HERE, zich voegend naar het Schriftuurlijk onderwijs voor een geordend kerkelijk samenleven, opdat zij ook in de inrichting van het kerkelijk leven de wegen van het verbond van de HERE mogen houden, niet in tirannieke eenheidsdwang, maar in de vrijheid van Christus, in de eenheid van de Geest van God, die samenbindt in gehoorzaamheid aan Zijn gebod, in liefde tot God en de naaste.
Zij begeren zo ook in deze dingen als één in Christus naar buiten op te treden - met de bede dat alle in belijdenis en leven waarlijk gereformeerde kerken en allen die de HERE vrezen en Zijn getuigenissen kennen (Psalm 119: 79), zich met hen voegen tot één gemeenschap, één van zin en één van gevoelen (1 Cor. 1: 10), door de Geest van God.

2. Uitspraak

De kerken spreken uit, dat het al of niet aanvaarden van het (een) kerkelijk akkoord geen oorzaak van breuk of verwijdering mag zijn tussen gemeenten die één zijn in geloof en belijden.

3. Verzoek

De kerken verzoeken alle gemeenten die bezwaren hebben tegen aanvaarding van het (een) kerkelijk akkoord zich zoveel mogelijk te richten naar hetgeen met de meeste stemmen goedgevonden wordt, en inzonderheid haar medewerking te verlenen aan en haar stem te doen horen op de gemeenschappelijke vergaderingen, ook al kan voor hetgeen daar wordt besloten geen medeverantwoordelijkheid worden gedragen.

(Deze preambule is door kerken op 30 nov. 1974 vastgesteld op een landelijke vergadering van de kerken te Utrecht)