Artikel 27.
Werkwijze
Naast de moderamenleden worden jaarlijks voor de tijd van een
jaar nog vijfentwintig andere leden van de generale synode
gekozen die met het moderamen het breed moderamen, de kleine
synode genaamd, vormen.
De kleine synode wordt zo samengesteld dat per tien ambtsdragers
er ten naaste bij drie predikanten, twee ouderlingen die niet
tevens kerkrentmeester zijn, drie diakenen en twee ouderlingen
die tevens kerkrentmeester zijn, van de kleine synode deel
uitmaken.
In de kleine synode heeft ten minste één evangelisch-luthers lid
van de generale synode zitting. De kleine synode voegt daar
indien nodig een of twee leden van de evangelisch-lutherse synode
als adviserend lid aan toe, met dien verstande dat de kleine
synode altijd ten minste drie leden van de evangelisch-lutherse
synode als lid dan wel adviserend lid telt.
Ten behoeve van de vergaderingen van de kleine synode wordt voor
elk lid daarvan uit de generale synode een secundus gekozen die
aan dezelfde vereisten voldoet als de primus en die bij
verhindering of ontstentenis van deze als primus fungeert.