Herziening van de kerkorde art. 38-40

Art. 331. Op voorstel van de praeses wordt besloten de in hoofdstuk III onder het opschrift ,,I. Algemene bepalingen” voorkomende artikelen 31-37 op dit ogenblik over te slaan en op een later tijdstip te behandelen (zie acta, art. 334 en 335).

Nadat ds M. Kamper als rapporteur van commissie II door ds A.C. van Nood vervangen is, worden de artikelen 38-40 aan de orde gesteld (zie bijlage LXXVIII a, b en c).

Ds J.C. Hagen stelt voor in artikel 38, lid 2 ook te bepalen hoe groot in het genoemde geval minstens het aantal diakenen zal zijn. De rapporteur der commissie oordeelt, dat dit voorstel pas bij artikel 39 aan de orde behoort te komen. Ds Hagen handhaaft evenwel zijn amendement, dat daarna door de synode verworpen wordt. Vervolgens wordt, artikel 38, lid 1 en 2 in overeenstemming met het advies van de deputaten en de commissie ongewijzigd aanvaard.

Bij het aan de orde komen van artikel 39 merkt ouderling B. Geleynse op, dat bij de behandeling van dit artikel de diakenen behoren tegenwoordig te zijn. De vergadering blijkt het hiermee echter niet eens te zijn, zodat de bespreking wordt voortgezet.

Met het voorstel van de deputaten en de commissie om in lid 1 van artikel 39 het woord „algemene” te laten vervallen alsmede met een kleine wijziging, die in ditzelfde lid door de commissie wordt voorgesteld in verband met een amendement, ingediend door ds J.H. Meuleman, gaat de synode accoord. Ook de in lid 2 voorgestelde wijziging wordt aanvaard. Bij lid 3 geeft de commissie in overweging om achter het woord „diakenen” in te voegen de woorden „indien hun getal meer dan twee bedraagt”. Nog eenvoudiger blijkt echter te zijn het advies van de rapporteur van de deputaten om in lid 3 het woord „zullen” door „kunnen” te vervangen. Het laatste wordt dan ook door de synode besloten. Verder wordt besloten op voorstel van de commissie om in lid 3 de laatste zin te laten vervallen. Tenslotte wordt ook lid 4 goedgekeurd in de door de commissie voorgestelde redactie.

Het door de deputaten voorgestelde nieuwe artikel 39a wordt thans overgeslagen; de behandeling ervan wordt uitgesteld totdat het rapport van commissie II, rapporteur dr K. Dijk, inzake de grotestadskerken aan de orde zal komen (zie art. 470 slot).

Een korte discussie volgt nog over artikel 40. Aangezien er over het al of niet invoegen van de woorden „in de regel” enig verschil blijkt te bestaan tussen de deputaten en de commissie, wordt besloten een nader advies van de commissie en de deputaten hierover te vragen en af te wachten (zie art. 336 slot en art. 337).