Artikel 80

 

Kerkenordening 1905/1933

Artikel LXXX.

Voorts onder de grove zonden, die waardig zijn met opschorting of afstelling van den dienst gestraft te worden, zijn deze de voornaamste: valsche leer of ketterij, openbare scheurmaking, openlijke blasphemie, simonie, trouwelooze verlating zijns dienstes of indringing in eens anderen dienst, meineedigheid, echtbreuk, hoererij, dieverij, geweld, gewoonlijke dronkenschap, vechterij, vuil gewin; kortelijk, alle de zonden en grove feiten, die den bedrijver voor de wereld eerloos maken, en in een ander gemeen lidmaat der kerk der afsnijding waardig zouden gerekend worden.

 

Deputatenrapport 1974

Artikel 80:
Voorts onder de grove zonden, die waardig zijn met opschorting of afstelling van de dienst gestraft te worden, zijn deze de voornaamste: valse leer of ketterij, openbare scheurmaking, openlijke blasphemie, simonie, trouweloze verlating van zijn dienst of indringing in eens anderen dienst, meinedigheid, echtbreuk, hoererij, vuil gewin, en in het kort, alle de zonden en grove feiten, die in een ander gemeen lidmaat der kerk der afsnijding waardig zouden gerekend worden.
Toelichting:
1. De wijziging in dit artikel laat uitkomen dat na de in het bijzonder genoemde zonden een
samenvattende typering gegeven wordt van wat geen bijzondere vermelding behoeft te krijgen.
2. De woorden 'voor de wereld eerloos' in de oude tekst lijden steeds meer aan betekenis-verlies
door uitholling en omkering van hetgeen daarmee voorheen bedoeld werd.
3. Art. 80 spreekt niet over het in art. 79 (nieuw) eerstgenoemde kwaad.

 

Commissierapport 1975

KRA wijst er op, dat hier de tolerantie die in art. 3 (oud) was gestipuleerd, niet meer terugkomt. Dat kan ook niet. In art. 3 (oud) stond, dat iemand die zonder wettige roeping ambtsdienst ging verrichten, tot scheurmaker verklaard zou worden, of op een andere manier gestraft kon worden. Art. 80 bepaalt, dat de zonde van scheurmaking schorsingswaardig maakt.
CLU vraagt: vanwaar de weglating van duieverij, geweld, gewoonlijke dronkenschap en vechterij? Zouden deze zonden momenteel geen groter gevaar betekenen dan bijv. simonie? Uw comm. acht het mogelijk, dat de zetter aan deze weglating debet is. Depp. zullen hier zeer waarschijnlijk mondelinge toelichting kunnen geven.

Artikel 80.
Voorts onder de grove zonden, die waardig zijn met opschorting of afstelling van de dienst gestraft te worden, zijn deze de voornaamste: valse leer of ketterij, openbare scheurmaking, openlijke blasphemie, simonie, trouweloze verlating van zijn dienst of indringing in eens anderen dienst, meinedigheid, echtbreuk, hoererij, dieverij, geweld, gewoonlijke dronkenschap, vechterij, vuil gewin, en in het kort, alle de zonden en grove feiten, die in een ander gemeen lidmaat der kerk der afsnijding waardig zouden gerekend worden.

 

Synodebehandeling 1975

De behandeling van dit artikel is niet vermeld in het acta-verslag.

80. Voorts onder de grove zonden, die waardig zijn met opschorting of afstelling van de dienst gestraft te worden, zijn deze de voornaamste: valse leer of ketterij, openbare scheurmaking, openlijke blasphemie, simonie, trouweloze verlating van zijn dienst of indringing in eens anderen dienst, meinedigheid, echtbreuk, hoererij, dieverij, geweld, gewoonlijke dronkenschap, vechterij, vuil gewin, en in het kort, alle de zonden en grove feiten, die in een ander gemeen lidmaat der kerk der afsnijding waardig zouden gerekend worden.

 

Deputatenrapport 1976

Dit rapport behandelt het betreffende artikel niet.

 

Deputatenrapport 1977

80. Artikel 80 (acta)

T. Geweld en vechterij zijn samengetrokken in 'gewelddadig optreden'.

Voorstel:
Als ernstige zonden die grond zijn voor schorsing of afzetting van ambtsdragers moeten in het bijzonder genoemd worden: het aanhangen van valse leer, openlijke scheurmakerij, godslastering, simonie, trouweloze dienstverlating of zich indringen in het dienstwerk van een ander, meineed, echtbreuk, ontucht, diefstal, gewelddadig optreden, regelmatige dronkenschap en onrechtmatige verrijking van zichzelf; verder moeten hiertoe gerekend worden alle zonden en ernstige vergrijpen die bij andere kerkleden als grond voor excommunicatie gelden.

 

Commissierapport 1978

Art. 80. Met betrekking tot dit artikel schrijft een kerkeraad over het in dit concept gebruikte "of",: het lijkt erop dat door het gebruik van dit woordje een scheiding wordt aangebracht tussen twee reeksen van zonden, die schorsingen- en afzettingswaardig zijn.
Uw commissie meent, dat hiervan geen sprake is. Hier is slechts sprake van de keerzijde van de medaille: het is "trouweloze verlating van je dienst" je doet niets of je doet te weinig, OF je werkt in de dienst van een ander….

 

Synodebehandeling 1978

De artt. 80-84 worden vervolgens met enkele kleine wijzigingen en aanvullingen aanvaard conform het concept van deputaten.

 

Kerkorde 1978

Artikel 80
Zonden die de tucht over ambtsdragers nodig maken
Als ernstige zonden die grond zijn voor schorsing of afzetting van ambtsdragers, moeten in het bijzonder genoemd worden: het aanhangen van valse leer, openlijke scheurmakerij, godslastering, simonie, trouweloze dienstverlating of het zich indringen in het dienstwerk van een ander, meineed, echtbreuk, ontucht, diefstal, gewelddadig optreden, regelmatige dronkenschap en onrechtmatige verrijking van zichzelf; verder moeten hiertoe gerekend worden alle zonden en ernstige vergrijpen die bij andere kerkleden als grond voor excommunicatie gelden.