| |

 

Voorwoord.

 

Het zal ten tijde van het verschijnen van het eerste deel van deze „Verzamelde Werken” ongeveer drie jaar geleden zijn, dat Prof. Mr. Paul Scholten plotseling overleed.

Nederland verloor in hem een groot jurist en een groot denker, iemand sterk in overtuiging, scherp in verstand en met een warm gevoel. Voor hoevelen was hij niet de leidsman geworden, of het nu persoonlijke moeilijkheden waren, waarin hij werd geraadpleegd of dat het vragen van recht, maatschappij of geloof waren, waarin zijn oordeel werd gevraagd. Het waren niet slechts zijn eigen leerlingen voor wie hij een baken in de zee was, maar het waren in den loop der jaren menschen van de meest verschillende geestesstroomingen van geheel ons volk, die zijn contact zochten.

Het ligt niet op onzen weg om een beeld van zijn persoonlijkheid te geven. Wij hebben de behoefte en ook de plicht gevoeld om door het samenstellen van deze „Verzamelde Werken” mede namens zeer velen van onze dankbaarheid jegens hem te getuigen. Deze uitgave zelf geeft veel en veel beter het beeld van hem dan wij ooit zouden kunnen en — gezien onze relatie — zouden mogen geven. Als men deze artikelen, redevoeringen en opstellen, verspreid uitgegeven en voor velen moeilijk te vinden, weer doorleest, ziet men zijn persoonlijkheid opnieuw voor zich, dan merkt men, dat zooveel van wat hij schreef nog niets van zijn actualiteit heeft verloren. Toen tijdens zijn leven met hem er terloops over werd gesproken, dat hij toch eens zijn vele geschriften moest bundelen, wierp hij deze gedachte verre van zich. Als hij dit zelf deed dan zag hij daarin een zelfverheerlijking, die hij niet zocht. Wel wilde hij, dat het eerste hoofdstuk van het grote boek over recht en wet, juridisch en theologisch, dat hij als afsluiting van zijn wetenschappelijk werk beschouwde, ook bij een eventueel overlijden zou verschijnen. Het is dit hoofdstuk, dat als eerst opgenomen artikel in deze „Verzamelde Werken” verschijnt.

Na deze nieuwe publicatie wordt dit eerste deel gevuld met artikelen, welke meerendeels van rechtsphilosophischen aard zijn, chronologisch gerangschikt van het in 1915 verschenen artikel over: „Recht en Levensbeschouwing” af tot de rede, welke hij tijdens zijn voorgenomen verblijf in de Vereenigde Staten in 1946, aan de Harvard University had willen uitspreken, welke rede helaas onuitgesproken is gebleven, doch reeds in het Hollandsen gereed was.

In het tweede deel komen dan de publicaties over geloof en politiek, terwijl het derde en vierde deel aan het positieve recht zijn gewijd.

| |

Tenslotte zij nog vermeld de wijze, waarop wij te werk zijn gegaan. Wij hebben gemeend niet alles, wat hij ooit heeft geschreven, opnieuw te moeten publiceeren. De omvang van het werk zou te groot worden, papierbesparing speelde ook een rol en wij achtten het beter om ons te beperken tot de o.i. belangrijke publicaties, zij het dan, dat wij daarbij een ruime keus deden. Tevens hebben wij er van afgezien de noten op de arresten van den Hoogen Raad op te nemen, verschenen in de „Nederlandsche Jurisprudentie”, aangezien, ook al staan er veelal zeer belangrijke beschouwingen in, deze meestentijds toch eerst goed gelezen en begrepen kunnen worden, indien het arrest erbij is gepubliceerd. Ook de rechtsvragen, beantwoord in het „Weekblad van Privaatrecht, Notarisambt en Registratie”, meenden wij beter weg te kunnen laten. Een lijst van deze noten en van deze rechtsvragen zal aan het slot van het vierde deel te zamen met andere niet opgenomen artikelen worden gepubliceerd.

Aan de spelling, waarin de stukken geschreven zijn, hebben wij niets willen veranderen. Voorstander als hij steeds was van de zgn. „oude spelling”, meenden wij onjuist te handelen door alle publicaties op dit punt te wijzigen.

Wij willen dit voorwoord niet besluiten, dan deze „Verzamelde Werken” op te dragen aan haar, die gedurende zijn gehele leven zijn onmisbare steun en hulp is geweest.

 

’s-Gravenhage/Amsterdam, Maart 1949.

G.J.S.
Y.S.
M.H.B.