|219|

 

Hoofdstuk III

Het Burgerlijk Wetboek en zijn geschiedenis

 

§ 1. Inleiding.

 

De studie van het burgerlijk recht vindt haar centrum in het Burgerlijk Wetboek. Ons burgerlijk recht is gecodificeerd, d.w.z., de geheele stof is in één wetboek samengevat. Het is de opzet van iedere codificatie, dat er geen recht is buiten het wetboek. Er zijn perioden in de geschiedenis, waarin zich de behoefte aan rechtseenheid en rechtszekerheid zeer sterk doet gevoelen, zoo ten tijde van Justinianus, zoo in de 18e eeuw. De plaatselijke verscheidenheid van het recht doet om eenheid roepen, de onberekenbaarheid van ’s rechters beslissing leidt tot de vraag naar zekerheid. Liever een gebrekkig recht dan de verlammende onzekerheid.

Het zijn zulke gedachten, die omstreeks 1800 de Staten van het vasteland van Europa tot codificatie brachten. Wij weten nu wel, dat die zekerheid niet is bereikt, dat rondom het wetboek, wetenschap, rechtspraak, gewoonte nieuw recht in het leven roepen; niettemin blijft van het burgerlijk recht het Wetboek de kern. Aanknooping van het nieuwe aan het wetboek wordt steeds gezocht. De formules, waarin het wetboek de rechtsregels samenvatte, zijn door het jarenlang gebruik, ook door de bewerking, die zij in rechtspraak en litteratuur ondergingen, van zulke beteekenis geworden, dat zij moeilijk meer kunnen worden vervangen — dit te minder naarmate zij van meer algemeene strekking zijn. Zij zijn zoo zeer samengeweven met het rechtsleven zelf, dat niet alleen wijziging, maar zelfs een andere benaming, dat is dus nummering, uiterst bezwaarlijk zou zijn. Men stelle zich de bezwaren voor als de regels neergelegd in artikels als 1302, 1401, 2014 B.W. werden vernummerd! Door dit

|220|

alles heeft het Wetboek een bijzonder sterke positie verworven. Het is daarom van belang, dat wij zijn geschiedenis kennen.

Het Wetboek is in hooge mate afhankelijk van het Fransche. De geheele codificatiebeweging der 18e eeuw had in Frankrijk haar centrum. De Fransche revolutie vervulde haar van haar geest. In Frankrijk ontstond onder dictatorialen druk na het revolutionnair élan het Wetboek, dat de andere van denzelfden tijd, met name het onze, tot voorbeeld strekte.

Meer dan in het oud-Nederlandsche recht wortelt ons burgerlijk Wetboek in het oud-Fransche. Het is dus noodig, dat we een vluchtigen blik werpen op de ontwikkeling, die tot het ontstaan van den Code leidde.


Scholten, P. (1931)