F5 kerkelijke rechtspraak
1. De kerkelijke rechtspraak is een bijzondere taak van de meerdere kerkelijke vergaderingen in onderscheiding van hun reguliere besluitvorming.
2. In een kerkelijk geschil dient de kerkelijke rechtsgang te worden gevolgd zoals in de volgende artikelen omschreven.

Toelichting F5

1. F5.1 benadrukt dat de kerkelijke rechtspraak een bijzondere taak is van de kerkelijke vergaderingen. Er is in de kerkelijke structuur geen sprake van een machtenscheiding tussen een bestuurskolom en een rechtspraakkolom en een uitvoeringskolom (‘trias politica’). Wij handhaven dat de kerkelijke rechtspraak is toevertrouwd aan de meerdere kerkelijke vergaderingen, classis en synode. Zij dienen zich echter wel goed bewust te zijn van hun dubbele taakstelling en duidelijk te onderscheiden tussen hun besturende/uitvoerende en rechtsprekende functie.

2. Uitzondering op deze regel vormt het recht van beroep in predikantszaken in eerste aanleg volgens F10. Ook het klachtrecht bij seksueel misbruik volgens F11 vormt in zekere zin een uitzondering. In beide gevallen vindt behandeling plaats ten overstaan van een gespecialiseerde commissie. Zie de toelichting bij beide artikelen.

|78|

3. F5.2 wijst de kerkelijke rechtsgang aan als de kerkelijk verplichte route in geval van een kerkelijk geschil. Het staat een kerklid dus niet vrij met passering van de kerkelijke rechtspraak zich tot de statelijke rechter te wenden. Zou dat toch gebeuren, dan dient de statelijke rechter de betrokkene niet ontvankelijk te verklaren.

4. Kerkleden zijn gebonden aan de kerkorde en stemmen daarmee in met het volgen van de kerkelijke rechtsgang in geval van een kerkelijk geschil volgens F5 e.v. Die instemming betekent dat zij daarmee ipso facto afstand doen van aanspraak op de statelijke rechter.

5. De eigen kringenrechtspraak vindt zijn Schriftuurlijke basis in o.a. 1 Korintiërs 6.

6. Juridisch gezien is de mogelijkheid van kerkelijke rechtspraak een uitvloeisel van de vrijheid van kerkelijke organisatie en inrichting als onderdeel van het grondrecht op godsdienstvrijheid. Het is zaak die vrijheid te benutten en op een goede wijze inhoud en vorm te geven.