F11 klachtrecht bij seksueel misbruik
1. Ter zake van seksueel misbruik door een kerkelijke functionaris in een kerkelijke relatie staat een klachtrecht open op de klachtencommissie seksueel misbruik in kerkelijke relaties volgens de generale regeling.

Toelichting F11

1. F11 sluit aan bij de bestaande regeling van het klachtrecht via de klachtencommissie SMKR. Benadrukt dient te worden dat het bij het klachtrecht om een eigensoortig rechtsmiddel gaat. Volgens de vigerende regeling is een uitspraak van de klachtencommissie (in eerste aanleg) c.q. de beroepscommissie (in hoger beroep) enerzijds een bindende uitspraak; anderzijds gaat dit bij een gegrond bevonden klacht vergezeld van een advies voor de kerkenraad. Dat begeleidende advies geldt als een “dringend” advies. Dit alles volgens de regeling c.q. toelichting sinds Acta GS Zuidhorn 2002-2003 art. 102 + Bijlage V+VI.

2. In dit laatste zit tegelijk in de praktijk een belangrijk frictiepunt: de kerkenraad ziet zich geconfronteerd met de bindende uitspraak en het ‘advies’ van de klachtencommissie/beroepscommissie. Bestaat daar nu nog een eigen beslissingsruimte voor de kerkenraad en zo ja, wat houdt die in? Dit punt klemt temeer nu volgens art. 11 SMKR-regeling de klachtencommissie een klacht gegrond oordeelt op basis van slechts ‘redelijke aannemelijkheid’. Er wordt hier een sprong gemaakt van ‘redelijke aannemelijkheid’, op basis van o.a. de auditu-verklaringen, naar gegrondheid van de klacht.

3. F11.1 spreekt over ‘een kerkelijke functionaris’. Dit is een neutrale term voor zowel ambtsdragers als niet-ambtsdragers-werkers-in-de-kerk. De SMKR-regelgeving spreekt hier van 'kerkelijk werkers' voor alle kerkelijke functionarissen: dit is ongewenst, omdat 'kerkelijk werkers' de specifieke vakterm is voor een deel van de werkers (B30). Op dit punt behoeft de SMKR-regelgeving aanpassing.

4. De klachtrechtprocedure valt onder de generale regeling voor de rechtspraak van F6.3. De uitwerking hiervan moet nog nader vorm krijgen. De vigerende uitvoeringspraktijk bij de bestaande klachtencommissie en commissie van beroep alsmede de aansluiting bij de kerkelijke besluitvorming dient hierbij in het licht van het bovenstaande kritisch te worden bezien.