D7 vermaan en tucht over doopleden
1. Wanneer iemand als kind is gedoopt, maar als volwassene niet komt tot openbare belijdenis van geloof, blijven de gemeenteleden en de ambtsdragers hem daartoe vermanen en stimuleren.
2. Wanneer een volwassen dooplid zich in woord en daad afkerig toont van de dienst van God, roepen de ambtsdragers hem op tot bekering.
3. Wanneer er sprake is van berouw en bekering, vindt de verzoening plaats in de weg van openbare geloofsbelijdenis.

Toelichting D7

1. De oude DKO had geen afzonderlijk artikel over tucht ten opzichte van doopleden. In de KO1978 zijn de kerkelijke bepalingen, die al sinds 40 jaar werden toegepast, verwerkt tot een nieuw art. 82 KO1978. Wij gaan nu in die lijn weer een stap verder, door vermaan en tucht over doopleden te integreren in het geheel. De doopleden komen daarom aan de orde na D6 over de ontzegging van het avondmaal, omdat ontzegging bij doopleden niet van toepassing is.

2. In D7.1 is bewust gekozen voor een positieve insteek: het nalaten van openbare geloofsbelijdenis is geen reden om iemand buiten de gemeente te plaatsen, maar wel om hem te stimuleren alsnog zijn plaats in te nemen. Hetzelfde geldt voor D7.3: wanneer een dooplid zich bekeert van een zonde die reden gaf tot bijzonder vermaan, moet hij niet terugkeren naar de winterslaap van het dooplidmaatschap, maar wakker blijven door openbare geloofsbelijdenis.

3. Wanneer een dooplid tegen alle vermaning in de zonde blijft zoeken, wordt hij gelijk behandeld als een belijdend lid: D8 tot D10 zijn dan eveneens op hem van toepassing.