D6 ontzegging en afhouding van het avondmaal
1. Wanneer iemand het vermaan van de ambtsdragers verwerpt of zich schuldig maakt aan een ernstige zonde die de gemeente dreigt te besmetten, ontzegt de kerkenraad hem de toegang tot het avondmaal van de Here zolang er geen bekering volgt.
2. De ontzegging van het avondmaal brengt de opschorting met zich mee van het recht om een kind te laten dopen, huwelijksbevestiging te ontvangen en aan de verkiezing van ambtsdragers deel te nemen.
3. De kerkenraad kan iemand in een bijzonder geval van het avondmaal afhouden, wanneer er een sterk vermoeden van ernstige zonde bestaat, maar nog nader onderzoek moet plaatsvinden.

Toelichting D6

1. In D5.1 leidt de ernst van een zonde tot de inzet van het ambtelijk vermaan. In D6.1 wordt het ambtelijk vermaan verworpen of dreigt een ernstige zonde de gemeente te besmetten en is in die intensivering de redengeving gelegen om over te gaan tot ontzegging van de toegang tot het avondmaal. Het gaat hier om zgn. ‘stille censuur’, de gemeente wordt niet over de ontzegging geïnformeerd.

2. D6.3 betreft, wat wel genoemd wordt, de ’eenvoudige afhouding’ (simplex abstentio). Eenvoudig heeft hier de betekenis van enkelvoudig of eenmalig. Deze mogelijkheid staat niet in de KO1978, maar wordt vanouds wel met regelmaat in de praktijk toegepast. Deze afhouding heeft geen tuchtkarakter, maar is een ordemaatregel tot bescherming van de betrokkene en tot bewaring van de heiligheid van de tafel. Hoewel het hier naar zijn aard om een tijdelijke maatregel gaat, kan die soms toch eenmaal of meermalen moeten worden herhaald. De kerkenraad zal dat per avondmaalsviering opnieuw moeten overwegen.

3. Het begrip ‘afhouding’ wordt tot nu toe in de praktijk zowel gebruikt voor de tuchtmaatregel van ontzegging van de toegang tot het avondmaal als voor de ordemaatregel van de (eenvoudige) afhouding. Dit brengt mee dat in het tweede geval telkens moet worden uitgelegd dat het niet om een tuchtmaatregel gaat. Om dit onderscheid beter tot uitdrukking te brengen hanteren wij enerzijds het begrip ‘ontzegging van de toegang’ of kortweg ‘ontzegging’ voor de tuchtmaatregel van D6.1 en anderzijds ‘afhouding’ voor de ordemaatregel van D6.3. Het is zaak dat de kerkenraden ook consequent in deze lijn gaan communiceren.

4. De afhouding van D6.3 moet niet dienen als een soort escape voor de ontzegging van D6.1. Er kan bij de kerkenraad een zekere neiging bestaan om de ontzegging van D6.1 te ontlopen en maar de ‘mildere’ afhouding te hanteren. Dit is geen zuiver gebruik van de afhouding. De afhouding is bedoeld voor een tijdelijke situatie waarin de zaken nog niet

|62|

vast staan en de kerkenraad nog niet tot een oordeel heeft kunnen komen. De kerkenraad moet echter wel tot een oordeel komen en de zaken niet voor zich uit schuiven.

5. D6.2 is tot dusver een ongeschreven regel. Omdat het hier om aantasting van wezenlijke kerkelijke rechten gaat, is nu gekozen voor een expliciete vermelding. D6.2 is alleen verbonden aan de tuchtmaatregel van ontzegging volgens D61, niet aan de ordemaatregel van afhouding van D6.3. Ook daarin komt het verschillend karakter van beide tot uitdrukking. Omgekeerd: als een kerkenraad meent dat betrokkene geen kind kan ten doop houden, dan kan het niet zo zijn dat die kerkenraad zich op dat moment nog bedient van D6.3 in plaats van D6.1.