C11 huwelijk
1. De kerkenraad ziet er op toe dat de leden van de gemeente die zich als man en vrouw aan elkaar willen verbinden, daarvoor een huwelijk aangaan.
2. Het burgerlijk huwelijk tussen man en vrouw geldt voor de kerk als de verbintenis waarvoor kerkelijke bevestiging kan worden aangevraagd.
3. De kerkelijke huwelijksbevestiging vindt plaats in een kerkdienst op zondag of in een bijzondere kerkdienst op een andere dag.
4. Wanneer een belijdend lid van de gemeente met een dooplid of met iemand uit een andere kerkgemeenschap in het huwelijk treedt, kan hun verbintenis kerkelijk worden bevestigd, mits de kerkenraad voldoende waarborgen aanwezig acht voor een christelijk huwelijk en gezinsleven.
5. In geval van echtscheiding blijft de kerkenraad bevoegd tot een eigen oordeel over de kerkelijke consequenties daarvan met inachtneming van de generale regelingen.

Toelichting C11

1. Er is gelet op de maatschappelijke en kerkelijke context behoefte om in de nieuwe KO duidelijk meer te zeggen dan de enkele oude bepaling volgens art. 70 KO1978 dat de huwelijken kerkelijk bevestigd moeten worden met gebruikmaking van het daarvoor bestemde formulier.

2. C11.1 maakt front naar twee kanten: de kerkelijke aanvaarding van de huwelijksverbintenis van man en vrouw als de enige vorm van een duurzaam trouwverbond impliceert de afwijzing van het homohuwelijk en staat ook in contrast met het duurzaam ongehuwd samenwonen.

3. De kerkelijke huwelijksbevestiging is volgens C11.2 gerelateerd aan het burgerlijk huwelijk tussen man en vrouw. Gelet op het burgerlijk toegestane huwelijk van twee personen van gelijk geslacht is ook hier de toevoeging ‘tussen man en vrouw’ noodzakelijk. Ook al is het burgerlijk huwelijk tussen man en vrouw sterk genivelleerd, de kerk sluit in haar huwelijksrecht daarbij aan zolang die aansluiting mogelijk is.

4. De kerkelijke huwelijksbevestiging vindt plaats in een kerkdienst. Hoe meer gelegenheid er is voor de gemeente om daarvan getuige te zijn, hoe beter het is. Vandaar dat C11.3 ook de zondagse kerkdienst noemt. Het gebruik van het huwelijksformulier volgt uit C3.4.

5. In C11.4 is de spanning aan de orde tussen enerzijds de regel van een huwelijk 'alleen tussen belijdende leden' en anderzijds uiteenlopende situaties die vragen om een uitzondering op die regel. C11.4 geeft voor die situaties het kerkordelijk toetsingscriterium: de kerkenraad moet zich ervan overtuigen dat er voldoende waarborgen zijn voor een christelijk huwelijk en gezinsleven. Het stellen van dit

|56|

criterium beoogt een subjectieve afweging van een kerkelijke huwelijksaanvraag te voorkomen.

6. Met C11.5 tot slot komt ook de werkelijkheid van de echtscheiding in de KO. Het artikel benadrukt de eigen oordeelsvorming van de kerkenraad over de consequenties hiervan. De kerkenraad dient de generale regelingen te hanteren. Onder echtscheiding wordt hier behalve de eigenlijke echtscheiding tevens de scheiding van tafel en bed en de ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed verstaan.