|50|

Memorie van toelichting
Werkorde – hoofdstuk C

 

Het leven van de gemeente

C1 de gemeente
1. De gemeente vervult met de haar geschonken gaven de dienst in kerk en wereld waartoe Christus haar roept. De ambtsdragers stimuleren haar hiertoe en gaan haar hierin voor.

Toelichting C1

1. De KO1978 kent geen afzonderlijk hoofdstuk over het leven van de gemeente. De kernfuncties en –activiteiten van de gemeente zijn meer indirect terug te vinden in de taakomschrijvingen van de ambtsdragers (hoofdstuk I) en in de bepalingen over leer en eredienst (hoofdstuk III). In onze nieuwe opzet van de kerkorde volgt na hoofdstuk B over de ambten een afzonderlijk hoofdstuk C over ‘het leven van de gemeente’. Daarmee willen we nadrukkelijker de gemeente en haar functioneren in beeld brengen.

2. We realiseren ons dat daarmee ook nadrukkelijker kerkrechtelijke verplichtingen voor de gemeente worden vastgelegd. In de gemeente is steeds de leiding en stimulans van de ambtsdragers aanwezig. Maar zij wordt kerkordelijk ook zelf onder de roeping gesteld om het kerk-zijn invulling te geven op basis van de haar door de Geest geschonken gaven, aldus C1.1. De eigen dienst waartoe alle gemeenteleden krachtens het priesterschap van de gelovigen worden geroepen, staat niet los van die van de ambtsdragers, maar heeft er verband en wisselwerking mee.

3. Er is in C1.1 sprake van dienst in kerk en wereld, niet alleen maar van intern kerkelijk leven en meeleven. Die dienst omvat de liturgie, het getuigenis en de levenswandel van de gemeente. Zij zijn gericht op God, op elkaar en naar buiten toe. Wat volgt is een uitwerking hiervan.