B6 taak van de diakenen
1. De taak van de diakenen is het stimuleren van de dienst van de barmhartigheid in kerk en wereld.
2. De diakenen verzamelen de liefdegaven, beheren die en delen die naar behoefte uit. Zij dragen bijzondere verantwoordelijkheid voor de ondersteuning met woord en daad van gemeenteleden bij moeiten in sociaal en materieel opzicht.
3. De diakenen sporen de gemeenteleden aan tot onderlinge hulp en tot vrijgevigheid aan hen die hulp behoeven, zowel nationaal als internationaal.

Toelichting B6

1. Het artikel vervangt art. 22 en 40.1 KO1978.

2. Wij benadrukken de taak van de diakenen ‘in kerk en wereld’. Dit stemt overeen met de diaconale praktijk en de toegenomen aandacht voor de vele noden in de wereld.

3. Art. 22 KO1978 voerde het diaconaal huisbezoek in. Dit heeft echter een ander karakter dan het huisbezoek van de ouderling. Art XXV DKO sprak vanouds van het ‘de benauwden te bezoeken en te vertroosten’. Deputaten herziening KO aan de GS Groningen-Zuid 1978 rapporteerden hierover: “In de laatste zinsnede kan men het diaconaal huisbezoek en de niet-materiële hulpverlening opgesloten zien, maar toch niet met die duidelijkheid en nadruk, welke deze zaken gekregen hebben.” Vandaar dat deputaten toen kozen voor een andere formulering en ook bij de diakenen gingen spreken van ‘huisbezoek’. Wij handhaven het ‘diaconaal huisbezoek’ als zodanig niet. Uiteraard brengen diakenen vele bezoeken aan gemeenteleden. Het diaconaal huisbezoek heeft blijkens het bovenstaande echter een andere herkomst en karakter dan het periodiek huisbezoek van de ouderlingen. Diakenen staan allerlei middelen en mogelijkheden ten dienste om enerzijds gemeenteleden bij te staan en anderzijds de gemeente op te roepen tot haar diaconale verantwoordelijkheid.

4. Ouderlingen en diakenen hebben ieder een eigen taakveld. Ook al is er uiteraard samenwerking ‘in de wijk’, het verdient de nadruk dat de taakuitoefening overigens verschilt: de ouderlingen en de predikant geven samen leiding aan de gemeente, de diakenen richten zich op het barmhartigheidswerk. Juist om het eigene van het ambtswerk binnen beide ambten goed tot hun recht te laten komen, moeten ouderlingen en diakenen niet nodeloos met elkaars bezigheden worden belast. Wij streven daarom naar een duidelijker en consequenter kerkordelijke onderscheiding van deze beide ambten. Zie ook art. B28 en B29.2 als uitdrukking daarvan.