A2 vrede
1. In de gemeente van Christus moet alles op gepaste wijze en in goede orde gebeuren, zodat de onderlinge vrede wordt gediend (1 Kor. 14: 33 en 40).
2. Allen staan onder het ene Hoofd, Jezus Christus, als Heer van de kerk. Geen persoon of kerk mag een andere persoon of kerk overheersen.

Toelichting A2

1. 1 Kor. 14: 40 geldt in samenhang met 1 Kor. 14: 33 als locus classicus voor het kerkrecht. Het kerkrecht is geen op zichzelf staande grootheid, maar staat in dienst van de vrede in de kerk. Het heeft een dienend karakter. Als dragend principe verdient de onderlinge vrede expliciete verwoording in de KO.

2. Vanaf haar oorsprong is de gereformeerde kerkorde anti-hiërarchisch. De Acta van de eerste gereformeerde synode van Emden 1571 openden zelfs met het beginsel van A2.2:

|29|

‘geen heerschappij voeren’. In de latere kerkorden behield dit altijd een plaats. Het 29 betreft een grondbeginsel van de gereformeerde kerkregering. Art. 83 KO1978 paste dit beginsel toe op zowel de kerken onderling als de ambtsdragers onderling. Wij verbreden dit tot alle relaties in de kerk, dus ook tot de verhouding tussen ambtsdragers en gemeenteleden en tussen gemeenteleden onderling: allen staan immers onder het ene Hoofd.

3. De afwijzing van hiërarchie betekent niet dat het dan in de kerk wel geheel zonder orde kan en er geen leiding nodig is in de gemeente. Sterker: dat kerk en recht met elkaar in tegenspraak zouden zijn (Sohm). Christus is het enige Hoofd van de kerk (Christocratie), maar hij geeft de gemeente wel ambtsdragers om haar voor te gaan in de dienst. Zonder orde en geordineerde ambten gaat het in de nieuwtestamentische gemeente niet (Van de Beek). Zie hoofdstuk B.