IV

Ogenschijnlijk is het er langzamerhand, zo niet met de presbyteriaal-synodale kerkorde zèlf dan toch met haar hoge pretentie van schriftuurlijkheid hachelijk voor komen te staan. Maar dat is dan toch slechts ogenschijnlijk. Want het is bijzonder opvallend, dat zich juist onder de krachtigste bestrijders van het ‘kerkrechtelijk fundamentalisme’ de vurigste verdedigers van het presbyterianisme bevinden. En die menen daarbij het Nieuwe Testament aan hun zijde te hebben! 29

Hoe zij dit laatste níet bedoelen is ons reeds gebleken: níet fundamentalistisch. Hoe wèl, dat zegt ieder op eigen wijs. Noordmans spreekt van


29 Zij hielden dit staande tegenover A.M. Brouwer, die in De kerkorganisatie der eerste eeuw en wij, Baarn z.j. (1937), betoogd had „dat de Nieuw Testamentische gegevens over de kerkinrichting zo fragmentarisch zijn en zo onzeker, dat men voor verschillende organisaties een beroep op de Schrift kan doen en niet gewerkt kan worden met het slagwoord ‘Schriftuurlijkheid der kerkorde’ of met de stelling, dat de een of andere organisatie ‘eis van Gods Woord’ zou zijn”. Aldus de correcte weergave van de tendens van Brouwers geschrift bij H. Bartels, Tien jaren strijd om een belijdende kerk, ’s-Gravenhage 1946, blz. 137. Aldaar ook een overzicht van de discussie Brouwer-Noordmans. Vgl. daarvoor ook A.J. Bronkhorst, a.w., blz. 11 vv., 151 vv.; F. Haarsma, a.w., blz. 211 vv.

|13|

pneumatische exegese, 30 indirecte afleiding, 31 geloofsintuïtie, 32 rekening houden met de nieuwtestamentische sturctuurverbanden, 33 Bronkhorst van theologische exegese. 34 J. Koopmans schrijft zonder enige diepzinnigheid dat men niet wettisch kan zeggen: zo is het geweest, dus zo moet het weer zijn, maar dat er anderzijds in de bijbel genoeg over de kerk staat waarmee deze haar weg vinden en de zijweg vermijden kan. 35 Om hier nog een uitspraak van H.N. Ridderbos aan toe te voegen: het Nieuwe Testament mag dan geen gedetailleerde voorschriften geven voor de organisatie van de plaatselijke gemeenten en het bestuur van de kerk in haar grotere verbanden, men treft er wel ‘rechtsregels’ in aan. 36

Wij behoeven niet te onderzoeken of allen met deze, deels eenvoudige deels ingewikkelde, termen wel hetzelfde bedoelen. Want met betrekking tot de záák is de overeenstemming groot. Men vindt in de Schrift, dat de kerk zowel het gehele volk Gods als de plaatselijke gemeente is, 37 dat de kerkinrichting eenvoudig moet zijn, 38 dat er geen ambtsbekleding en ambtsaanvaarding is dan uit Christus en door de gemeente, 39 dat het ambt niets anders is dan ‘diakonia’, 40 dat het éne ambt uiteenwaaiert in vele ambten, 41 dat in de kerk elke gezagsconcentratie uit de boze is, 42 dat in haar de Christusheerschappij door zijn Geest en Woord onverlet moet blijven. 43

Op grond van al zulke overwegingen, die toch wel echt bijbels zijn, wordt de voorkeur gegeven aan het presbyteriaal-synodale stelsel. Om met


30 O. Noordmans, Beginselen van kerkorde, in De kerk aan het werk, blz. 8: ‘pneumatische exegese, een geestelijke vertaling uit het ééne tijdperk in een ander’.
31 Vgl. H. Bartels, a.w., blz. 138; F. Haarsma, a.w., blz. 214.
32 Vgl. F. Haarsma, a.w., blz. 215.
33 O. Noordmans, Gestalte en Geest, blz. 333.
34 A.J. Bronkhorst, a.w., blz. 160 v. De schrijver ontwikkelt hier zijn bezwaar tegen de term ‘pneumatische exegese’.
35 J. Koopmans, a.w., blz. 146.
36 H.N. Ridderbos, a.w., blz. 536.
37 H.N. Ridderbos, a.w., bl. 534 v. Dezelfde eerder reeds in zijn opstel De apostoliciteit van de kerk volgens het Nieuwe Testament, in De apostolische kerk. Theologische bijdragen, Kampen 1954, blz. 93 vv.
38 F. Haarsma, a.w., blz. 212, Noordmans vrij citerend: zij (Luther en Calvijn) ‘hebben zich beroepen op de eenvoud van de bijbelse voorschriften’. O. Noordmans, Beginselen van kerkorde, in De kerk aan het werk, blz. 8: ‘De presbyteriale kerkorde wordt door Calvijn wel uit de Schrift afgeleid, maar in z’n wezen is het een poging om het menschelijk apparaat rondom het werk des H. Geestes tot een minimum te herleiden’.
39 H.N. Ridderbos, a.w., blz. 528 vv., 532.
40 A.D.R. Polman, a.w., IV, blz. 48 v.
41 A.A. van Ruler, a.w., blz. 113.
42 J. Koopmans, a.w., blz. 155.
43 A.J. Bronkhorst, a.w., blz. 277. In het vervolg duid ik deze ‘Christusheerschappij door zijn Geest en Woord’ kortheidshalve aan als christocratie.

|14|

Bronkhorst te spreken: daarin komt ‘nog altijd het beste tot uitdrukking ..., dat Jezus Christus en Hij alleen de Kerk regeert, in den onvoltooid tegenwoordigen tijd, in den vollen, eigenlijken en directen zin, door Zijn Geest en Woord’. 44 Bronkhorst aarzelt dan ook niet dit stelsel ‘schriftuurlijk’ te noemen. 45

Het is intussen wel duidelijk, dat het bij een benadering van de nieuwtestamentische gegevens zoals wij die het laatst ontmoetten, nog moeilijker is dan bij de zgn. fundamentalistische elke invoering van episcopale elementen in de presbyteriale orde bij voorbaat voor onbijbels te verklaren. Kan de christocratie dit in bepaalde omstandigheden niet dringend gewenst maken? Volgens P.A. van Stempvoort vraagt het ‘corpus der ecclesia’ vooral in tijden waarin de band tussen de gemeenten bedreigd wordt, om de ‘ἄνθρωπος εἰς ἕνωσιν κατηρτισμένος’, de ‘mens tot eenheid toegerust’. 46 Ook Ridderbos schijnt een dergelijke figuur niet geheel uit te sluiten. Tenminste op de vraag hoe men zich de organen moet voorstellen, door welke de kerk in haar bredere verbanden geregeerd moet worden na het wegvallen van de apostelen, antwoordt hij: ‘hetzij, zoals in eerste instantie wel het meest voor de hand ligt, als kerkelijke vergadering, vgl. Hand. 15; Gal. 2, hetzij ook anderszins’. 47


44 A.J. Bronkhorst, a.w., blz. 277. Vgl. A.A. van Ruler, a.w., blz. 119: ‘En zij berust op diepe en belangrijke waarheden uit het Nieuwe Testament en het christelijk geloof’.
45 A.J. Bronkhorst, a.w., ibidem.
46 P.A. van Stempvoort, Eenheid en schisma. Een structureel onderzoek van het deel, de gemeente van Korinthe volgens 1 Korinthiërs, ten behoeve van het geheel, de oecumenische gemeente, Nijkerk 1950, blz. 129.
47 H.N. Ridderbos, a.w., blz. 536 (cursivering van mij). Vgl. dezelfde, De apostoliciteit van de kerk volgens het Nieuwe Testament, in De apostolische kerk, blz. 97. H. Dombois, Formen der Kirchenleitung, ZfevKR 12, 1966-’67, S. 42 f., meent dat ‘bei der Ablehnung personaler Leitung ein grundsätzliches Missverständnis neutestamentlicher Tatbestände’ aanwezig is, zelfs dat de kerk haar structuur in gevaar |15| brengt ‘wenn sie das konkrete und persönliche Apostolat spirituell verflüchtigt und dadurch die Unverfügbarkeit des Geistes auszudrücken und zu sichern trachtet’. Jezus ‘streute die Verkündigung nicht nur aus wie einen Samen, der dann weiterwuchern sollte, sondern er wählte, sandte, und bevollmächtigte konkrete Personen als Apostel’.