Bepalingen bij artikel 5 van de kerkorde

5.1 Kerkelijk examen. Beroepbaar stellen als proponent (art. 5 lid 2)

(Toelating tot het proponentschap van hen, die een theologische opleiding hebben ontvangen aan de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken in Nederland of aan de Faculteit der godgeleerdheid van de Vrije Universiteit.)

 

1. Degene die staat naar het ambt van dienaar des Woords dient zich na voltooiing van de in artikel 5, lid 1 en 2 K.O. bedoelde theologische opleiding schriftelijk te melden bij de in artikel 5, lid 2 K.O. genoemde deputaten om zich te onderwerpen aan het kerkelijk examen. Hij zendt een afschrift van de aanmeldingsbrief aan de in artikel 5, lid 2 K.O. genoemde classis.

2. Het staat betrokkene vrij om, zodra de datum van het doctoraal examen van de theologische opleiding definitief is vastgesteld, een voorlopige aanmelding te zenden aan deputaten en classis.

3. De classis overlegt direct na (voorlopige) aanmelding met deputaten over tijd en plaats van het examen, dat zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden.

4. Bij de (definitieve) aanmelding worden de volgende bescheiden aan de deputaten overgelegd:
a. een bewijs dat met goed gevolg het doctoraal examen is afgelegd, hetzij aan de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken in Nederland, hetzij aan de Faculteit der Godgeleerdheid van de Vrije Universiteit; afgestudeerden van laatstgenoemde instelling dienen tevens een verklaring van de faculteit dat zij het op het predikantschap gerichte doctoraal examen hebben afgelegd te overleggen;
b. een verklaring van aanvankelijke geschiktheid voor het ambt van predikant;*)
c. een verklaring van het theologisch seminarium Hydepark inzake het met vrucht doorlopen van een leervicariaat/leerweken;
d. een getuigschrift betreffende de belijdenis en levenswandel van de kandidaat afgegeven door de kerk of kerken tot welke de betrokkene de laatstverlopen twee jaar behoorde.
*) Deze bepaling geldt voor studenten die na 1 september 1997 met de studie zijn begonnen.

5. Deputaten gaan na of de onder 4 bedoelde bescheiden in orde zijn. Vervolgens stellen zij een onderzoek in naar de voor het predikantschap vereiste gaven van vroomheid en ootmoed, van het vermogen om in loyaliteit aan de kerk en haar traditie een gemeente te dienen, en van wijsheid en integriteit.
Dit onderzoek dient binnen een maand na de aanmelding plaats te vinden, tenzij in overleg met de aanvrager een andere regeling wordt getroffen. Indien dit onderzoek bevredigend verloopt, geven deputaten direct daarna aan de kandidaat het Schriftgedeelte op voor de te maken preek.
Van de bevredigende afloop van het onderzoek geven deputaten kennis aan de in artikel 5, lid 2 K.O. genoemde classis.

6. Deputaten stellen een onderzoek in naar de vertrouwdheid met de Heilige Schrift en het belijden van de kerk. Dit eerste deel van het examen wordt gehouden op een door de in artikel 5, lid 2 K.O. bedoelde classis vast te stellen tijd en plaats en is toegankelijk voor de afgevaardigden naar de classis. Voor dit onderzoek wordt tenminste een uur uitgetrokken.

7. Heeft ook dit onderzoek een bevredigend resultaat, dan vindt daarna op dezelfde dag het tweede deel van het examen plaats. De kandidaat heeft daartoe een op een kerkdienst afgestemde preek gemaakt over het door deputaten opgegeven Schriftgedeelte. Hij voegt als bijlagen daaraan toe een opgave van de gebruikte literatuur en een uitgewerkte orde van dienst.
Preek en bijlagen worden tenminste drie weken vóór de datum van het tweede deel van het examen bij deputaten ingeleverd, met zoveel afschriften daarvan als door de deputaten worden verlangd; de deputaten geven een schriftelijke beoordeling van de preek, die tevoren aan de kandidaat wordt toegezonden.
De deputaten dragen er zorg voor, dat tijdig aan alle afgevaardigden naar de classis waarin het tweede deel van het examen wordt afgenomen, een afschrift van de preek met de bijlagen wordt verzonden.

8. De deputaten nemen het tweede deel van het examen af in een vergadering van de classis. Zij stellen gedurende een van tevoren vastgestelde tijd, welke minstens een half uur dient te bedragen, aan de kandidaat vragen naar aanleiding van de preek en eventueel van de bijlagen. Indien daartoe behoefte blijkt kan de classis gedurende maximaal een half uur de deputaten navraag laten doen wanneer preek en verantwoording daartoe aan de classis aanleiding geven.

9. Na afloop van het examen stellen deputaten na overleg met de classis en in afwezigheid van de kandidaat hun oordeel over het examen vast. Is dit oordeel gunstig dan zullen zij de classis voorstellen de kandidaat als proponent beroepbaar te stellen.

10. De classis zal de kandidaat beroepbaar stellen, tenzij artikel 13 van toepassing is.

11. Voordat de aanvrager als proponent beroepbaar wordt gesteld, zal hij het in artikel 26, lid 2 K.O. genoemde ondertekeningsformulier, nadat dit hem is voorgelezen, ondertekenen. Hij zal zich tevens bereid verklaren om, wanneer hij predikant zal zijn, de werkbegeleiding van een daartoe aangewezen mentor voor de tijd door de generale synode bepaald, te aanvaarden.

12. Vervolgens zal de classis de aanvrager als proponent beroepbaar stellen en hem daarvan acte verlenen. Deze beroepbaarstelling geeft de proponent de bevoegdheid om gedurende één jaar in de kerken te proponeren.

13. Indien deputaten niet tot een gunstig oordeel over het examen komen, of indien de classis overwegende bezwaren heeft tegen beroepbaarstelling van de kandidaat en deze bezwaren ook in nader overleg niet worden weggenomen, zal de classis in overleg met de deputaten beslissen wanneer een nieuw examen zal plaatsvinden. Deputaten stellen na overleg met de classis de inhoud van het nieuwe examen vast. De classis deelt de uitslag van het overleg aan de kandidaat mee.

14. Indien deputaten in appèl gaan tegen het besluit van de classis om niet beroepbaar te stellen, zal de particuliere synode, wanneer zij het besluit van de classis vernietigt, zelf overgaan tot beroepbaarstelling. De onder 15-17 genoemde werkzaamheden blijven bij de classis.

15. Indien de proponent verlenging van de in artikel 12 bedoelde bevoegdheid verlangt, kan hij dat drie maanden voor het verstrijken van die termijn verzoeken aan de classis, die hem die bevoegdheid verleende, zulks onder mededeling van de redenen voor zijn verzoek en onder overlegging van een getuigschrift betreffende zijn belijdenis en levenswandel van de kerk of kerken, tot welke hij sedert zijn kerkelijk examen of de laatste verlenging van zijn bevoegdheid heeft behoord. In overleg met deputaten kan de classis de bevoegdheid tot proponeren voor één jaar verlengen.

16. De classis zal een proponent, die geen op hem uitgebracht beroep aanneemt, ter verantwoording roepen met betrekking tot de vraag of het hem ernst is met zijn wens toegelaten te worden tot het ambt van dienaar des Woords en van diens antwoord deputaten op de hoogte stellen.
Achten classis en/of deputaten dit antwoord onbevredigend, dan kan de classis na overleg met deputaten besluiten, het proponentschap te beëindigen.

17. Indien de proponent bij de beroepbaarstelling belangrijke redenen blijkt te hebben om voorlopig niet een eventuele beroeping in overweging te nemen, zal de classis hiervan bij de beroepbaarstelling uitdrukkelijk mededeling doen en hem voor één jaar preekconsent verlenen, welk consent op gelijke wijze kan worden verlengd als aangegeven is onder 15.

Almere 1987, art. 79
Mijdrecht 1991, art. 185
Aalten 1993, art. 144
Haren 1995, art. 137 en 153
Enkhuizen 1999, art. 96