5.10.4 Terugkeer in het ambt

Wie op eigen verzoek ontheffing van het ambt heeft aangevraagd en eervol ontheven is (ord. 3-26-1) en daarbij de bevoegdheid tot de bediening van Woord en sacramenten heeft behouden (ord. 3-27-2), kan bij de kleine synode een verzoek indienen om weer beroepbaar te worden gesteld (ord. 3-27-4). De kleine synode is bevoegd om aan de beroepbaarstelling voorwaarden te verbinden. Wanneer het langere tijd geleden is dat men als predikant een gemeente heeft gediend, zou bijvoorbeeld een periode van werkbegeleiding zinvol kunnen zijn.

Niet geregeld is hoe gehandeld moet worden als iemand eervol van het ambt ontheven is maar niet langer de bevoegdheid tot de bediening van Woord en sacramenten bezit. Het breed moderamen van de classicale vergadering kan deze bevoegdheid wel verlengen maar niet verlenen (ord. 3-27-3). Als alle bevoegdheden vervallen zijn, moet er in beginsel van worden uitgegaan dat het opnieuw toekennen van deze bevoegdheid niet mogelijk is. Als iemand daarvoor toch een verzoek zou indienen, zou het breed moderamen van de classicale vergadering allereerst moeten nagaan waarom de bevoegdheid niet was verleend of verlengd en moeten overwegen of naar zijn oordeel het belang van de kerk gediend is met het (opnieuw) toekennen van deze bevoegdheid. Vervolgens zou het verzoek, met advies van het breed moderamen, aan de kleine synode kunnen worden voorgelegd; dat kan desgewenst het generale college voor de toelating tot het ambt van predikant (ord. 13-17) inschakelen.

Wanneer het ambt is neergelegd zonder dat ontheffing op eigen verzoek is aangevraagd, staat alleen de weg van het colloquium open (ord. 13-19). Dan heeft iemand het ambt neergelegd tegen alle kerkelijke regels in en is een nieuw 'gesprek over de roeping van betrokkene en over het ambt van predikant in het geheel van het leven en werken van de kerk' (ord. 13-19-2) op zijn plaats. Datzelfde geldt als een verzoek tot het verlenen of verlengen van de bevoegdheid tot de bediening van Woord en sacramenten is geweigerd, omdat het breed moderamen van de classicale vergadering blijkbaar van oordeel was dat het belang van de kerk met het verlenen van deze bevoegdheid niet was gediend.

Na ontzetting uit het ambt (ord. 10-9-7 sub d) is terugkeer in het ambt slechts mogelijk als dit middel van kerkelijke tucht wordt opgeheven door het college van het opzicht dat het middel van ontzetting uit het ambt had toegepast. Het kan daar pas toe overgaan als berouw gebleken is en verzoening met de gemeente totstandgekomen is (ord. 10-9-9). Als het middel van kerkelijke tucht is opgeheven, staat de weg naar het ambt van predikant voor de betrokkene dus weer open. Het ligt voor de hand dat daarbij in de lijn van ord. 3-27-4 wordt gehandeld en dat betrokkene op diens verzoek door de kleine synode, al dan niet onder voorwaarden, beroepbaar wordt gesteld.

|156|

Wie na een leertuchtprocedure van het ambt ontheven is, kan door de generale synode beroepbaar worden gesteld als betrokkene verklaard heeft het oordeel van de kerk alsnog te aanvaarden en belooft zich te zullen bewegen in de weg van het belijden van de kerk (ord. 10-15-8).