13.13 Het Theologisch Wetenschappelijk Instituut

De duplex-ordo-structuur brengt met zich mee dat het Theologisch Wetenschappelijk Instituut te maken heeft met andere partijen in het beleid betreffende de benoemingen en de inhoud van de studie. De kerkelijk hoogleraren en docenten van het Theologisch Wetenschappelijk Instituut als geheel vormen samen het college van kerkelijk hoogleraren en docenten (ord. 13-8-3). Daarnaast zijn er natuurlijk de theologische faculteiten van de twee aangewezen instellingen — de Universiteit Leiden en de Universiteit Utrecht — waarmee het Theologisch Wetenschappelijk Instituut samenwerkt. Hoogleraren en docenten zijn wat hun rechtspositie betreft in dienst van de kerk en vallen onder de bepalingen van de generale regeling rechtspositie medewerkers (zie § 5.11).

Bij de voorbereiding van voordrachten aan de generale synode met het oog op de benoeming van de nieuwe kerkelijk hoogleraren en docenten hoort de raad van toezicht two het college van curatoren, dat op zijn beurt, alvorens advies uit te brengen, eerst het oordeel vraagt van het college van kerkelijk hoogleraren en docenten en van de betreffende theologische faculteit, dus die van Utrecht of Leiden.

De generale synode zelf bepaalt — uiteraard niet zonder voorstel of minstens advies van de raad van toezicht TWO — welke vakken deel uitmaken van het kerkelijk

|310|

examen (ord. 13-8-4). De concretisering in het vaststellen van de voorwaarden voor het kerkelijk examen behoort tot de verantwoordelijkheid van de raad van toezicht two; dat hoort daarvoor het college van kerkelijk hoogleraren en docenten. Tot de voorwaarden voor de toelating tot het kerkelijk examen die in de ordinantie zijn vastgelegd, behoort in elk geval, naast de inschrijving in het album van de kerk, dat men lid is van de Protestantse Kerk in Nederland en dat men een universitair examen aan de theologische faculteit van Leiden of Utrecht heeft afgelegd dat voldoet aan de criteria die de raad van toezicht TWO stelt (ord. 13-8-6).