13.11 De colleges van curatoren

Voordat voor elk van de erkende instellingen voor theologisch wetenschappelijk onderwijs afzonderlijk het een en ander wordt geregeld, worden in ord. 13-4 t/m 6 enkele voor de drie instellingen gezamenlijk geldende regelingen gegeven betreffende de bestuursstructuur en de benoeming van de wetenschappelijke staf. Elke instelling heeft als bestuur een college van curatoren, waarvan de leden uit de belijdende leden van de kerk worden benoemd — en zo nodig ook weer worden geschorst of ontslagen — door de kleine synode. De zittingstermijn is, zoals bij de organen van bijstand, vier jaar, met eenmaal de mogelijkheid van herbenoeming. De raad van toezicht two doet daartoe een aanbeveling, bij het

|308|

Evangelisch-Luthers Seminarium niet zonder instemming van de evangelisch-lutherse synode. Het college van curatoren benoemt vervolgens voor de dagelijkse leiding (de leden van) het rectorium van de betrokken instelling.

In de generale regeling opleiding predikanten vindt men nadere bepalingen inzake de samenstelling en taken en bevoegdheden van de colleges van curatoren (art. 2 t/m 5). Daarin wordt bijvoorbeeld bepaald dat men niet tegelijk lid kan zijn van het college van curatoren van een instelling en docent aan zo’n instelling, ook niet als het gaat om twee verschillende instellingen (art. 2-3). Ook over bijvoorbeeld vermogensrechtelijke aangelegenheden (zoals begroting en jaarrekening) en zaken als een medezeggenschapsstelsel wordt daar het een en ander geregeld.

Veel aandacht besteedt de ordinantie aan de procedure voor de benoeming — door de generale synode, op voordracht van de raad van toezicht TWO — van hoogleraren en docenten. Bij voorkeur wordt een dubbele voordracht gedaan, waaruit de generale synode kiest. Minstens vier jaar ervaring als predikant in de Protestantse Kerk in Nederland is voorwaarde voor een benoeming (al is ontheffing daarvan mogelijk). Door de generale synode benoemde hoogleraren en docenten worden — tenminste als ze beroepbaar zijn — beroepen tot predikant met een bijzondere opdracht (ord. 13-6-6, vgl. ord. 3-23); ook als er van een deeltijdbenoeming sprake is. Voordat de benoemde daadwerkelijk aan het werk kan gaan, wordt ten overstaan van het moderamen van de generale synode de belofte afgelegd

‘dat betrokkene bij de arbeid aan de opleiding en vorming van de predikanten zich naar art. I van de kerkorde zal bewegen in de weg van het belijden van de kerk, het opzicht van de kerk aanvaardt, zich zal onderwerpen aan de regelen van de orde van de kerk en zal medewerken aan de opbouw van de kerk als gestalte van de ene heilige, apostolische en katholieke of algemene christelijke Kerk’ (ord. 13-6-3). 

Eerder kwam reeds aan de orde de bepaling dat aan de hoogleraren en docenten is toevertrouwd de geestelijke zorg aan hen die verlangen toegelaten te worden tot het ambt van predikant (ord. 13-6-4). Blijkens ord. 13-6-5 kunnen zij evenmin zonder goede reden weigeren in te gaan op uitnodigingen van de meerdere vergaderingen van de kerk om een bijdrage te leveren aan de theologische arbeid van de kerk. De dienstenorganisatie heeft op dit gebied immers een eigen taak (zie ord. 4-28-5), waarvoor zij een beroep moet kunnen doen op de docenten van de theologische opleidingen.

Na deze meer algemene bepalingen wordt in ord. 13-7 t/m 9 achtereenvolgens aandacht besteed aan wat specifiek geldt voor het bestuur van de Theologische Universiteit te Kampen, het Theologisch Wetenschappelijk Instituut en het Evangelisch-Luthers Seminarium. Voor een deel zijn de bepalingen in deze artikelen nagenoeg gelijkluidend. Eerder werd al gewezen op de grote nadruk op de onderzoekstaak die elk van de instituten heeft (vgl. ord. 13-2-5, 13-7-1, 13-8-1 en 13-9-1).

|309|

Ord. 13-7, 8 en 9 sluiten elk af met de bepaling dat inrichting en werkwijze van de instelling worden geregeld in een bestuurs- en beheerreglement, dat wordt vastgesteld door het betrokken college van curatoren. Daarbij geeft uiteraard het in deze ordinantie bepaalde en datgene wat in de generale regeling voor de opleiding en vorming van predikanten is geregeld, de kaders aan. Toch zijn er op enkele andere punten ook verschillen die een korte afzonderlijke bespreking rechtvaardigen.