Ordinantie voor het toezicht.

 

IV. Het toezicht op de financiën.

Artikel 18.

Beperkingen bij beheersdaden.

Beheerders — waaronder worden verstaan allen die deelhebben of medewerken aan enig beheer, waarop krachtens deze ordinantie toezicht wordt gehouden — mogen noch onmiddellijk noch middellijk
a. eigendommen, goederen of rechten, waarover het beheer zich uitstrekt, onderhands huren of pachten; deze in eigendom verwerven of daarop krachtens bijzondere titel zakelijke of persoonlijke rechten verkrijgen;
b. eigendommen, goederen of rechten aam de betrokken instelling onderhands verhuren of verpachten; of deze daaraan anders dan om niet overdragen;
c. overgaan tot of deelhebben aan leveringen of aannemingen ten behoeve van de beheerde instelling, dan wel tegen bezoldiging diensten of werkzaamheden daarvoor verrichten; en
d. krachtens bijzondere titel schuldvorderingen ten laste van de betrokken instelling verkrijgen, tenzij het betreft obligaties aan toonder in een door of voor die instelling uitgegeven obligatie-lening.