6.5.1 Wijzigingen in de kerkorde

Eén bijzondere taak van de generale synode moet hier uitvoeriger worden besproken, namelijk het vaststellen en wijzingen van de kerkorde (art. XVIII-1), de ordinanties (art. XVII-2), de generale regelingen (ord. 4-26-1) en de overgangsbepalingen (ovb. 296 en 297).

Daarvoor zijn in de kerkorde zorgvuldige procedures vastgesteld.

 

Een wijziging in de kerkorde zelf kan worden voorgesteld door een classicale vergadering of door de evangelisch-lutherse synode (dan wordt het voorstel door de betreffende vergadering aan de generale synode voorgelegd) of in de generale synode zelf. In het laatste geval kan dat voorstel worden gedaan door het (breed)

|187|

moderamen of door synodeleden. Altijd geldt dat een ingediend voorstel in twee vergaderingen wordt behandeld, zodat overhaaste besluitvorming wordt voorkomen. Als de synode een voorstel tot wijziging van de kerkorde voorlopig heeft vastgesteld (de kerkorde gebruikt daarvoor de uitdrukking ‘in eerste lezing’, art. XVIII-4), wordt deze wijziging aan alle kerkenraden voorgelegd. De bedoeling is dat de kerkordewijziging in de kerkenraden besproken wordt en dat eventuele reacties schriftelijk of mondeling (via de afgevaardigden) in de classicale vergadering worden ingebracht. Vervolgens wordt de voorgenomen wijziging in de classicale vergadering besproken en stuurt deze vergadering haar consideraties in. Deze consideraties zijn meer dan een stemming: het is niet voldoende te vermelden hoeveel voor en hoeveel tegen waren. Het gaat er eerder om dat de opvattingen worden doorgegeven: hoe de vergadering over de voorstellen denkt, maar ook welke vragen en kanttekeningen er zijn. Wensen, amendementen en bezwaren kunnen eveneens worden vermeld. Om het de synode mogelijk te maken tot verantwoorde besluitvorming te komen, kan het gewenst zijn ook opvattingen van minderheden in de consideraties te verwoorden.

De gedachte dat de classicale vergadering een doorgeefluik is van brieven die de kerkenraden hebben ingezonden, moet worden afgewezen: de vergadering behoort haar eigen afweging te maken en haar eigen beschouwingen te geven. Ook de overwegingen ten aanzien van vragen van belijdenis en kerkorde die door een ringverband worden ingebracht, worden niet zonder meer doorgestuurd, maar eerst in de classicale vergadering besproken (ord. 4-17-2). Daarna kunnen ze — desgewenst met een begeleidend commentaar van de classicale vergadering zelf — aan de generale synode worden doorgegeven.

Als de generale synode de consideraties van de classicale vergaderingen heeft gewogen en besproken, kan zij overgaan tot de definitieve vaststelling (‘in tweede lezing’) van de kerkordewijziging. Daarbij is een meerderheid van twee derde van de uitgebrachte geldige stemmen vereist.

 

Een wijziging in de ordinanties verloopt grotendeels volgens dezelfde procedure (art. XVII). Een wijziging in de ordinanties kan echter ook worden ingediend door een orgaan van bijstand van de generale synode. Bij de definitieve vaststelling is een gewone meerderheid voldoende.

 

De generale regelingen worden vastgesteld door de generale synode zelf. Daarbij is niet voorgeschreven dat er consideraties worden gevraagd en ook een behandeling in twee vergaderingen is daarbij niet vereist. Soms is voor de wijziging van een generale regeling een nadere procedure voorgeschreven. Dat geldt in elk geval voor de generale regelingen waarin de rechtspositie aan de orde is (G.R. predikantstraktementen: ord. 3-16-4; G.R. predikantspensioenen: ord. 3-16-4; G.R. rechtspositie medewerkers: ord. 3-28-5).

|188|

Een deel van de overgangsbepalingen vervalt automatisch als de datum die daarin wordt genoemd verstreken is of als ze betrekking hebben op het moment van de vereniging van de kerken. Andere overgangsbepalingen kunnen worden gewijzigd of buiten werking gesteld. Daarbij moet de procedure van art. XVII worden gevolgd, dus die voor de wijziging van de ordinanties, zoals die hierboven is beschreven.