Slotwoord.

 

§ 31. Is dit voorstel een zegen voor onze Kerk?

We komen aan het einde. Verdere onderdeelen laten wij nu maar rusten. Reeds zoo is deze inleiding lang genoeg geworden. Het kan duidelijk geworden zijn dat het gebeuren van 1945 in breede samenhangen staat en van de grootste beteekenis kan worden voor onze Kerk. Garandeeren kan niemand dit. Het zal ongetwijfeld geen gemakkelijke taak worden om in de Generale Synode, als die volgend jaar samenkomen mag, zitting te hebben en dan ook waarlijk kerkelijk te denken, boven het standpunt der partijen uit. Hoe licht krijgen wij daar de oude richtingsstrijd niet op een nieuw plan terug. Bovendien: als de Kerk dan in beweging zal gaan komen, wie garandeert dat het in de goede richting zal zijn? Zijn wij waarlijk aan een Generale Synode toe? Komen er geen besluiten, die meer kwaad dan goed zullen doen? Bij de huidige verstarring wisten we

|78|

waar we aan toe waren, nu zal alles nieuw gaan worden. Gaat het in de laatste jaren niet goed, boven alle verwachting zelfs? Is de Kerkorde van 1816 wel zoo onjuist, of is haar eenige bezwaar, dat er een flinke Secretaris bij moet komen.... ?

Zeker, de geest is belangrijker dan de orde. Een levende Kerk zal er met een slechte Kerkorde meer van terechtbrengen, dan een verstarde Kerk onder de Kerkinrichting van de Dordtsche Synode. De geest laat zich niet belemmeren. Maar daartegenover blijft het woord van Gunning van kracht: het is niet voldoende wanneer de Kerkorde het leven der Kerk niet belemmert, de Kerkorde moet dat leven bevorderen. En of „1816” dat gedaan heeft? De richtingen bloeiden, maar de Kerk ging dood. En al moge, naar het woord van Noordmans, het Algemeen Reglement van Koning Willem I het vermogen gehad hebben, om te duren, dit is niet voldoende. Het had helaas niet het vermogen om te winnen, alleen maar om te verliezen.

Nu ook de Provinciale Kerkbesturen het voorstel-Generale Synode hebben aanvaard, staan we aan het begin van een nieuwe toekomst in onze Kerk. We zien de gevaren en de risico’s. Het is er mee als met een schip: zoolang het aan de kade gemeerd ligt, loopt het geen gevaar te vergaan. Uitvaren beteekent risico loopen. Maar desondanks, geen schipper zal dit voldoende reden achten om thuis te blijven liggen.

Wie kerkelijk leerde denken, wie de voortdurende aftakeling der Ned. Hervormde Kerk met diepe smart heeft gevolgd, wie haar zag verworden tot een steeds sterker verstarrende cultusgemeenschap, wie bovendien de funeste gevolgen van het Algemeen Reglement van 1816 voor onze Kerk heeft doorzien, hunkert naar de doorbraak naar een nieuwe Kerkorde. Deze wordt hier mogelijk gemaakt. Zou dan voor ons het parool niet zijn, als Goddelijk marschbevel: werp uw net uit aan de andere zijde en gij zult vangen? Dan juichen we niet te vroeg. Dan blijven we bedenken dat de orde zonder den Geest dood is. Maar dan staan we in ootmoedige, dankbare verwondering, dat God, de Koning der Kerk ons in dezen moeilijken tijd deze geweldige mogelijkheid geven wil. En we antwoorden als de discipelen, in bevend, biddend geloofsvertrouwen: Heere, op Uw Woord zullen wij het net uitwerpen.