Artikel 23

 

Kerkenordening 1905/1933

Artikel XXVII.
De ouderlingen en diakenen zullen naar plaatselijke regeling twee of meer jaren dienen, en alle jaar zal een evenredig deel aftreden. De aftredenden zullen door anderen vervangen worden, ten ware dat de gelegenheid en het profijt van eenige kerk, bij de uitvoering van Art. 22 en 24, eene herkiezing raadzaam maakten.

 

Deputatenrapport 1974

Artikel 24.
Aftreding van ouderlingen en diakenen
De ouderlingen en diakenen zullen naar plaatselijke regeling twee of meer jaren dienen, en alle jaar zal een evenredig deel aftreden. De aftredenden zullen door anderen vervangen worden, ten ware dat de gelegenheid en het profijt van eenige kerk, bij de uitvoering van Art. 20, een herkiezing raadzaam maakten.

Toelichting:
Dit is art. 27 (oud).

 

Commissierapport 1975

Artikel 24.
Een kritische ontboezeming van Cn over de verplichte aftreding, waarvoor de H.Schrift geen positieve aanwijzingen geeft, leidt hem niet tot een voorstel van wijziging. De gewoonte heeft zich gevormd en zal wel moeilijk te veranderen zijn. Uw comm. meent dat er wel iets meer is dan een pure gewoonte.
FH brengen de, nogal eens voorkomende, tijdelijke verlenging van de ambtsperiode ter sprake. Moet daarover niet iets worden opgenomen, bijv. betr. de beperking van een mogelijke verlenging?
Uw comm. wijst erop dat Jansen laat zien, hoe de kerken zijn overgegaan van continuatie van de ambtstermijn (voor 1578) op de mogelijkheid van continuatie naast de vrijheid van herziening (1578-1905) en vandaar op de herkiezing alleen (Utrecht 1905). Jansen noemt dit een overgaan van de aristokratische zijde. Hij adviseert de kerkeraden, niet lichtelijk tot verlenging over te gaan (pag.128).
De comm. meent, dat onder de blijvende bepaling van de KO een onbeperkte of steeds herhaalde verlenging van de ambtstermijn vrijwel tot de onmogelijkheden behoort.
Verlenging voor een jaar vindt meestal plaats wegens bijzondere omstandigheden (vacature, uitbreiding van de kerkeraad). Verlenging met een volledige ambtsperiode zonder herkiezing zou in elk geval in strijd brengen met dit artikel. Een aanvulling met het oog op enkele bijzondere gevallen acht uw comm. niet nodig.

Artikel 24.
De ouderlingen en diakenen zullen naar plaatselijke regeling twee of meer jaren dienen, en alle jaar zal een evenredig deel aftreden. De aftredenen zullen door anderen vervangen worden, ten ware dat de gelegenheid en het profijt van enige kerk, bij de uitvoering van artikel 20, een herkiezing raadzaam maakten.

 

Synodebehandeling 1975

De synode stelt dit artikel direct na eerste lezing vast. Zij gaat uit van de tekst van de commissie.
27. De ouderlingen en diakenen zullen naar plaatselijke regeling twee of meer jaren dienen, en alle jaar zal een evenredig deel aftreden. De aftredenden zullen door anderen vervangen worden, ten ware dat de gelegenheid en het profijt van enige kerk, bij de uitvoering van artikel 22 + 24, een herkiezing raadzaam maakten.

 

Deputatenrapport 1976

Dit rapport behandelt het betrefende artikel niet.

 

Deputatenrapport 1977

26. Artikel 27 (acta)
T. “Tenzij de gelegenheid en het profijt van enige kerk …. Herkiezing raadzaam maken”: dit lijkt objectiever van uitdrukking dan het hieronder voorgestelde “tenzij het voor de gemeente wenselijk wordt geacht”. De vraag of herkiezing raadzaam (wenselijk) is, hetzij vanwege de situatie (gelegenheid) of in het belang (profijt) van de gemeente (wat in feite op hetzelfde neerkomt) moet echter steeds beantwoord worden door beoordeling van kerkeraadswege.

Voorstel:
De ouderlingen en diakenen zullen twee of meer jaren dienen, afhankelijk van de plaatselijke regeling. Elk jaar treedt een evenredig deel af. De aftredende ambtsdragers zullen door andere vervangen worden, tenzij het voor de gemeente wenselijk wordt geacht dat zij opnieuw verkozen worden. Daarbij zal de regel van artikel ’22 + 24’ worden nageleefd.

 

Commissierapport 1978

Art. 23.
Een kerkeraad heeft moeite met het jaarlijks aftreden van een evenredig deel der broeders in de tekst van dit artikel. Oud art. 27 is terecht op deze plaats gebracht.
Wat de moeite van deze kerkeraad betreft: stel dat een broeder voortijdig aftreedt als ouderling, i.v.m. vertrek naar elders. Hij heeft pas drie jaar ‘gediend’. Een ander volgt hem op, maar kan naar de regel van het hier voorgestelde artikel slechts een jaar dienen; veel te kort om in zijn wijk zinvol aan het werk te kunnen komen. Zo’n situatie is niet profijtelijk voor de gemeente. Uw commissie wijst op het in dit artikel bepaalde:”….. tenzij het voor de gemeente wenselijk wordt geacht….”.
In de hier aangegeven weg is de zaak naar behoren te regelen. De regel van goede orde: na gesprek met de betrokken broeder kan de kerkeraad (met de diakenen) besluiten deze broeder na dat ene jaar ter verkiezing aan de gemeente weer voor te dragen.
Uw commissie wijst erop dat depp. zich geheel in de lijn van de oude K.O. tekst en van Kampen 1975 hebben bewogen.

 

Synodebehandeling 1978

Tijdens de behandeling van art.23 dient dr.K.Deddens het amendement in, om de woorden ‘een evenredig deel’ te lezen ‘zoveel mogelijk’. Deputaten zijn van oordeel, dat dit amendement niet juist is. Art.23 stelt de regel, de norm. De synode neemt echter het amendement met meerderheid van stemmen aan. Vervolgens wordt art.23 nadat nog een kleine wijziging is aangebracht, aanvaard (zie ook artikel 208 van deze Acta).

Uit artikel 208 van de Acta:
Tenslotte komen de artt. 23 en 30 nog ter sprake. Deputaten stellen na overleg met br. S. Bakker thans voor de tweede zin van art. 23 aldus te lezen: ‘Als regel treedt elk jaar een evenredig deel af’.
De vergadering neemt dit over.

 

Kerkorde 1978

Artikel 23
Aftreding van ouderlingen en diakenen
De ouderlingen en diakenen zullen twee of meer jaren dienen, afhankelijk van de plaatselijke regeling. Als regel treedt elk jaar een evenredig deel af. De aftredende ambtsdragers zullen door andere vervangen worden, tenzij het voor de gemeente wenselijk wordt geacht dat zij opnieuw tot het ambt geroepen worden. Daarbij zal de regel van artikel 20 worden nageleefd.