§ 43.
Verandering in Kerkvorm en Kerkbestuur.

Dispensatie.

De Hervormde Kerk gelooft aan de veranderlijkheid van Kerkvorm en Kerkbestuur, daar beide van menschelijken oorsprong zijn. Er blijft daarom in het Protestantisme en in onze Hervormde Kerk plaats over voor verandering, verbetering en wijziging der kerkelijke wetten en bepalingen. Dien overeenkomstig is dan ook in onze kerkelijke wetten aangewezen in hoeverre, en op welke wijze, veranderingen in het Kerkbestuur kunnen worden vastgesteld en ingevoerd.

Als beginsel geldt, dat dezelve hoofdzakelijk is opgedragen aan dezelfde Collegiën, die de kerkelijke wetgevers geweest zijn dier bepalingen van het Kerkbestuur, doch onder verzekerende wijzigingen. Hierdoor maakt de Kerk gebruik van het zoogenaamde Reformatieregt (Jus Reformationis) (2).

Meer bijzonder is vastgesteld, dat veranderingen in het Algemeen Reglement, als de Grondwet voor onze Nederlandsche Kerk, alleen kunnen worden aangebragt


(2) Zie boven, bl. 43 en 44, n. 5.

|194|

na veelzijdige beraadslagingen, te weten alleen door den Koning, op voorstel, of immers na voorafgaande overweging der Synode. De Synode moet op deze geprojecteerde veranderingen niet slechts adviseren, maar besluiten, doch te voren de consideratiën inwinnen der Provinciale Kerkbesturen (1).

In de Synodale Reglementen worden veranderingen aangebragt door de Synode, als wetgeefster bij die Reglementen, onder sanctie van den Koning, die ook de Reglementen heeft gesanctioneerd (2).

In de Provinciale Reglementen, b.v. der Kerkenraden, moeten de veranderingen, door de Provinciale Besturen, van wie deze Reglementen zijn afgedaald, gemaakt, worden goedgekeurd door den Koning (3).

Heerschende is alzoo het beginsel, dat de verandering der kerkelijke verordeningen staat aan de kerkelijke Besturen, van waar dezelve uitgingen; en dat de goedkeuring en sanctie derzelver, eveneens als bij de verordeningen zelve, aan den Staat toekomt.

Gelijk de veranderingen, zoo verleent ook de oorspronkelijke kerkelijke wetgever de benoodigde en door de wet vergunde dispensatiën en vrijstellingen, elk in zijn ressort. — Alleen is eene uitzondering van


(1) Alg. Reglement, b.a. Art. 15.
(2) Zie de slotartikels aan elk der b.a. Reglementen.
(3) Huishoudel. Reglem. op de Kerkeraden, t.a.p. in het slotartikel.

|195|

dit beginsel aanwezig in het Reglement op de Beroepingen en Vakaturen, hetwelk wel aan de Synode het regt van verandering heeft verzekerd, maar van welker „onderscheidene bepalingen de Koning dispensatie verleenen kan (1).”

In dezer voege bestiert de Kerk zelfstandig en vrij hare belangen; het eene Collegie van Kerkbestuur sluit zich aan het andere aan; aan de uiterste grenzen staan de Synode en de Kerkeraden. In de eerste lost elk Bestuur zich op. Maar zij bestiert zichzelve zoodanig, dat zij daarenboven streng toezigt houdt, opdat dit Kerkbestuur, ook bij al deszelfs onvolkomenheden, eenigermate trachte te beantwoorden aan het doel des Christendoms en der christelijke Gemeente op aarde.


(1) Reglement op beroepingen en vakaturen, b.a. Art. 91, bij v.d. Tuuk, III. 302.