C9 binnenkomst in de gemeente
1. Wie uit een zusterkerk bij de gemeente binnenkomen, worden door de kerkenraad op basis van hun attestatie als lid aanvaard.
2. Wie uit een andere kerkgemeenschap over komt of wie zich na een onttrekking opnieuw bij de gemeente wil voegen, wordt toegelaten na onderzoek door de kerkenraad en

|54|

instemming van de gemeente. Wie in de kerk van herkomst nog niet tot het avondmaal was toegelaten, dient openbare belijdenis van zijn geloof af te leggen.
3. Ten aanzien van gastleden houden de kerken zich aan de generale bepalingen.
4. De kerkenraad doet aan de gemeente mededeling van de binnenkomst van nieuwe leden en gastleden.

C10 vertrek uit de gemeente
1. Kerkleden die verhuizen, ontvangen op hun verzoek een attestatie voor de kerkenraad in de plaats waarheen zij vertrekken, met gelijktijdige kennisgeving aan die kerkenraad.
2. Wanneer iemand meedeelt dat hij zich bij een andere kerkelijke gemeenschap aansluit, behartigt de kerkenraad op passende wijze de geestelijke zorg rond deze overgang.
3. Wanneer iemand kenbaar maakt dat hij zich wil onttrekken aan het opzicht van de kerkenraad, spant de kerkenraad zich in hem alsnog voor de gemeente te behouden. Blijft dit zonder resultaat, dan berust de kerkenraad in de onttrekking.
4. Met betrekking tot iemand die zonder kennisgeving naar elders verhuist en nalatig blijft in het aanvragen van een attestatie, is de kerkenraad bevoegd het lidmaatschap van de kerk voor beëindigd te verklaren.
5. Van iedere beslissing die de kerkenraad neemt met betrekking tot vertrek uit de gemeente doet hij mededeling aan de gemeente.

Toelichting C9 en C10

1. De KO1978 is over binnenkomst en vertrek van kerkleden een stuk beknopter dan de nieuwe kerkorde. In het kerkelijk leven is er echter een hogere mobiliteit en een afnemende binding aan één bepaalde kerkgemeenschap te constateren. Dat levert een grotere variatie op en meer toepassingsvragen. De nieuwe KO beoogt aan kerkleden en kerkenraden meer handvatten te bieden om daarin adequaat te handelen.

2. C9.1 geeft hetzelfde weer als de tweede zin uit art. 60 KO1978.

3. C9.2 loopt parallel aan de hoofdregel van C7.1. Toelating tot het avondmaal is tevens toelating tot de gemeenschap van de kerk en geeft alle rechten die daaraan verbonden zijn. De instemming van de gemeente is volgens de commentaren bij de KO1905 wel vereist, maar wordt door veel kerkenraden niet gevraagd wegens het ontbreken van een aanwijzing in de kerkorde. Deze is nu expliciet vermeld.

4. In C9.2 tweede helft is uit het bestaande kerkrecht de regel verwerkt (Acta GS Sneek 1939 art. 337) dat volwassen doopleden uit andere kerkgemeenschappen alleen in de weg van openbare geloofsbelijdenis kunnen worden toegelaten. Dat betekent: zij moeten een bewuste keus maken om God te willen dienen.

5. C10.2 is nieuw. Bij overgang naar een andere kerkgemeenschap is de focus vaak gericht op die kerkgemeenschap en bepaalt dat of er een attestatie wordt afgegeven dan wel slechts een bewijs van lidmaatschap. C10.2 benadrukt de te verlenen pastorale zorg aan het gemeentelid in die context: hoe kunnen we hem of haar nog zo goed mogelijk begeleiden op deze toch wel zorgwekkende weg?

6. In C10.3 komt het spanningsveld tot uitdrukking rond (het voornemen tot) onttrekking van een kerklid aan het opzicht van de kerkenraad c.q. aan de gemeente. Enerzijds is de inspanning daarbij gericht op behoud van de betrokkene voor de gemeente. Met deze inspanning wordt hier niet bedoeld dat de kerkenraad een hele procedure van vermaan en betrokkenheid van de gemeente instelt, maar dat hij zelf het maximale doet om de betrokkene te bewaren bij de gemeenschap van de kerk. Anderzijds kan en mag een welbewuste en volgehouden onttrekking niet worden geblokkeerd. Het recht op vrijheid

|55|

van godsdienst impliceert ook het recht van kerkverlating, hoezeer dat ook indruist tegen het gevoelen in de kerk om elkaar vast te houden in de eenheid van het geloof.

7. C10.4 ziet op de situatie dat het kerklid niet meer bereikbaar is voor de kerkenraad. De betrokkene is verhuisd en laat na zijn attestatie op te vragen c.q. elders in te leveren. Daarmee kan hij geen voorwerp van pastoraat en tucht meer zijn. Iemand enkel als lid ingeschreven laten omdat hij niets meer van zich laat horen, is ook geen goede optie. Er rest dan niets anders meer dan het lidmaatschap van betrokkene voor beëindigd te verklaren. Zo’n verklaring is iets anders dan een maatregel van tucht ofwel buitensluiting.

8. C10.5 spreekt voor zich: de gemeente dient op de hoogte te zijn van binnenkomst (C9.4) en vertrek (C10.5), zodat zij de onderlinge gemeenschap der heiligen kan beoefenen.