|6|

 

Inleiding.

 

§ 1.
Over het Kerkregt in ’t algemeen.

a. Begrip van Kerkregt.

Verschillende beteekenis der woorden kerk en regt. — Bepaalde beteekenis van Kerkregt in den zin van kerkelijke wetgeving. — „Der Inbegriff der Normen, durch welche die Rechtsverhältnisse der Kirche als eines Ganzen und der Menschen als Glieder derselber bestimmt werden” (richter).

b. Omvang van het Kerkregt.

Verschillende soorten van Kerkregt. — Jus Canonicum en, in onderscheiding daarvan, het Roomsch-Katholieke en Protestantsche Kerkregt, in verschillende landen verschillend gewijzigd. — Het zuivere Kerkregt of Jus Ecclesiasticum in sacra, waartoe behoort jus confessionis, jus sacrorum, jus regiminis, jus sacerdotii, jus reformationis en jus disciplinae et excommunicationis, en het Staatskerkregt of Jus Majestaticum circa sacra, bestaande in jus reformandi territoriale, jus inspectionis saecularis met het placetum regium en jus cavendi, en jus advocatiae sive tuitionis.

c. Geschiedenis van het Kerkregt.

1. Vóór de Hervorming.

Canones Apostolorum en Constitutiones Apostolicae. Codex Justinianeus en Theodosianus. De Pseudo-lsidorische Decretalen. Concordantia discordantium canonum of Decretum Gratiani. Decretales Gregorii IX. Constitutiones Clementinae, extravagantes cet.

|7|

2. Na de Hervorming.

Verschillende vormen van kerkbestuur onder de Protestanten. — De episcopale, consistoriale, presbyteriaal-synodale, demokratische kerkvorm. — De betrekking van den Staat tot de Kerk. Het episcopaal-, territoriaal- en collegiaalstelsel in Duitschland.

d. Bronnen van het Kerkregt,

vooral van het Nederlandsche Kerkregt, zoowel van het oudere als van het nieuwere en hedendaagsche Kerkregt bij de Hervormden.

 

§ 2.
Over de beoefening van het Nederlandsche Kerkregt in ’t bijzonder.

a. Geschiedenis dier beoefening.

Hugo Grotius, Joh. Uytenbogaart, Trigland, Gisb. Voetius, dan. v. Alphen, F.A. van der Marck, Ypeij en Dermout, W. Broes, Gerh. v.d. Tuuk, N.C. Kist, H.J. Roijaards, C. Hooijer, W. Muurling, anderen.

b. Waarde en nut daarvan,

zoowel voor regtsgeleerden en staatslieden als vooral voor godgeleerden en kerkelijken.

c. De historisch-kritische beoefening van het Nederlandsche kerkregt,

voor het Akademisch onderwijs meest gepast en vruchtbaar.