|28|

Hoofdstuk 4: Rond het beheer

 

1. Uitgangspunten

Beheer over geld en goederen is even geestelijk als pastoraat en eredienst. Niet voor niets kennen we kerkrentmeesters die ouderling zijn en deel van de kerkenraad uitmaken. Ook diakenen beheren gelden en soms goederen. Deze zijn bedoeld voor het diaconale werk van de gemeente en moeten gescheiden blijven van de gelden voor de instandhouding van de gemeente. Gemeenteleden brengen geld bijeen voor de opbouwvan de gemeente, de voortgang van de evangelieverkondiging en de dienst aan de naaste. Daar zijn ook inkomsten uit bezit en eigendommen voor bestemd. Het luistert nauw hoe dit alles wordt beheerd. Daarom moet beheer voldoen aan algemeen geldende maatstaven van zorgvuldig en behoorlijk bestuur. Dit vraagt om deskundigheid en ervaring bij het college van kerkrentmeesters en diakenen.

Gemeenten bestaan niet los van elkaar. Dat geldt ook voor het beheer. Daarom kennen we in onze kerk het zogenaamde toezicht van de bovenplaatselijke kerk. Dat is geen bemoeizucht maar een zorg voor het belang van de plaatselijke gemeente en de kerk in haar geheel. Het schept vertrouwen naar de leden maar ook naar buiten, naar het publiek en de overheid. Naast dit toezien wordt door de bovenplaatselijke kerk advies en ondersteuning aangeboden aan plaatselijke beheerders. Onze kerk kent als toezichtorgaan het Regionaal College voor de Behandeling van Beheerszaken (RCBB). Ondersteuning wordt verder geboden door de Dienstenorganisatie en flankerende organisaties.

 

2. Uitdagingen

In het licht van Kerk 2025 zijn er, als het gaat om beheer en toezicht, de volgende uitdagingen:
• Beheer is een voluit geestelijke zaak. Tegelijk gaat het tegen het wezen van kerkzijn in wanneer gemeenten worden opgezadeld met een overmaat aan regels, waardoor beheer een onevenredige last vormt. Er zijn signalen dat dit het geval is. Verlichting is nodig, om zo energie vrij te maken voor de basics van kerkzijn en gemeenteleden niet overmatig te belasten.
• Er is sprake van afnemende bestuurskracht, zowel voor het plaatselijke als het bovenplaatselijke beheer en toezicht. Hoe kunnen we tot een zo eenvoudig mogelijke aanpak van het plaatselijk beheer komen, zodat minder mensen op verantwoorde manier het beheer en het toezicht kunnen uitvoeren? Dat mag de zorgvuldigheid en degelijkheid van het beheer niet in gevaar brengen. Dat geldt temeer omdat — middels de wetgeving rond de ANBI — de kerk belastingvoordeel van de overheid ontvangt. Het zal de kunst zijn gemeenten zoveel mogelijk vrijheid te geven en tegelijk als kerk de zorgvuldigheid te garanderen.
• Als het om beheer gaat is er een diversiteit aan dienstverlening aan de gemeenten. Hoe kunnen de krachten zodanig gebundeld worden dat er geen energie wordt verspild en de gemeenten zo doeltreffend mogelijk kunnen worden ondersteund?

Hieronder volgen voorstellen die antwoorden geven op deze uitdagingen.

 

3. Plaatselijk beheer

• Het beheer blijft een taak van de plaatselijke gemeente en de kerkenraad is eindverantwoordelijk. Bovenplaatselijke ondersteuning of bemoeienis is gericht op versterking hiervan. Alleen als er gegronde redenen zijn, moeten verantwoordelijkheden in een bovenplaatselijk verband worden belegd.
• Het beheer over diaconale aangelegenheden blijft gescheiden van niet-diaconale zaken.
• Er komt meer standaardisatie in de administratieve processen binnen de gemeenten. Dat kan door over te stappen op een digitale wijze van administratie. Dit kan ertoe leiden dat de jaarcijfers van gemeenten in één eenvoudig rekenschema kunnen worden opgeleverd. Dit ten behoeve van meerjarenraming voor de gemeente zelf of voor doeleinden van toezicht, quotumberekening, statistiek en verantwoording naar de overheid, bijvoorbeeld inzake ANBI.

|29|

• Maatwerk is nodig. Onder bepaalde voorwaarden zal aan kleine gemeenten of aan gemeenten met een gering budget toegestaan worden om geen aparte colleges en/of aparte rechtspersonen voor gemeente en diaconie te hebben. Het spreekt vanzelf dat de geldstromen wel gescheiden blijven.
• In II B hoofdstuk 1 (Hoe wij samen kerk zijn) is al gewezen op de mogelijke conflicten tussen wijkgemeenten en een algemene kerkenraad als het gaat over inkomsten en de besteding daarvan. Duidelijkheid overwaarde bevoegdheden liggen is belangrijk. Het is mogelijk dat op grond van eerdere ervaring er (weer) meer bevoegdheid bij de wijkkerkenraden wordt gelegd.

 

4. Bovenplaatselijk toezicht

• Het bovenplaatselijke toezicht heeft van doen met besluiten van kerkenraden over langdurige contracten met predikanten en anderen, beslissingen rond kerkgebouwen (zoals ingrijpende verbouwingen en verkoop) en het beheer van aanzienlijke financiële vermogens.
• Gemeenten zenden hun jaarstukken, ondertekend door de kerkenraad, naar de toezichthouder. Deze hanteert een classificatiesysteem dat zichtbaar maakt in welke mate gemeenten aan de standaardregels van het toezicht voldoen (waaronder de regel dat boekhouding en beheer van geldmiddelen niet in dezelfde hand berust). Bij gemeenten waar dit het geval is, is de toetsing marginaal.
• Wanneer de kwaliteit van het beheer in een gemeente niet voldoende is gegarandeerd, onderneemt de toezichthouder acties die oplopen van signaleren, waarschuwen en inroepen van ondersteuning van buiten tot het opleggen van de verplichting om beheerszaken in samenwerking met andere gemeenten uit te voeren. Desgewenst kan de toezichthouder informatie over het beheer van een plaatselijke gemeente geven aan het moderamen van een regionale classicale vergadering.
• Voor gemeenten die niet of nauwelijks een vorm van bestuur hebben wegens het ontbreken van beschikbare gemeenteleden terwijl er grote belangen op het spel staan (wegens aanwezigheid van personeel, gebouwen, vermogens) en die toch zelfstandig blijven, moet een kerkordelijke regeling komen. Die moet het mogelijk maken dat gedelegeerde bestuurders/ beheerders kunnen worden aangesteld die vanuit een regionale classicale vergadering en het RCBB bevoegd worden verklaard het bestuur en/of beheer van de gemeente tijdelijk te behartigen.
• Om de kwaliteit van het toezicht te bevorderen en in de toekomst te garanderen wordt het aantal RCBB’s gesteld op één per regionale classis en zo mogelijk op termijn in totaal vier, verdeeld over de toekomstige regio’s. De moderamina van deze RCBB’s (of een afvaardiging daarvan) vormen gezamenlijk het generaal college voor de behandeling van beheerszaken. Dat heeft tot taak de kwaliteit van het toezicht te bevorderen en de gelijke behandeling van gemeenten in alle regio’s te garanderen.

 

5. Advies en ondersteuning

Voor gemeenten is advies en ondersteuning op het terrein van beheer beschikbaar door de Dienstenorganisatie en de RCBB’s. Daarnaast zijn er flankerende organisaties actief op dit terrein: de Vereniging Kerkrentmeesterlijk Beheer (VKB), het Kantoor voor Kerkelijke Administratie en het Kantoor voor Kerkelijke Goederen (KKA/KKG). Zij leveren (betaalde) diensten op dit gebied aan gemeenten. Onderzocht moet worden of en hoe deze verschillende vormen van dienstverlening kunnen worden ondergebracht in één gezamenlijke koepelorganisatie. De kerk geeft daaraan leiding maar de verschillende partijen werken hierin vanuit hun eigenheid en zelfstandigheid samen. Het doel daarvan is de verzorging van dienstverlening op de verschillende deelterreinen van het beheer vanuit één loket. Dat voorkomt dubbel werk en onduidelijkheid over het adres van een vraag of verzoek op het gebied van beheer, en het bevordert de deskundigheid van de dienstverlening. Uitgangspunt daarbij is dat deze dienstverlening waar mogelijk wordt uitgevoerd door vrijwilligers en alleen waar het strikt noodzakelijk is door betaalde professionals.

|30|

De weg gaat verder

In deze nota is een traject afgelegd. Te beginnen bij back to basics en eindigend bij beheer. Dit alles is bedoeld om de weg van de Heer te vervolgen. Christenen werden niet toevallig al vroeg ‘mensen van de weg’ genoemd.

Wij leven in een roerige wereld. Oude zekerheden wankelen en wat komen zal is onduidelijk. Hoe zal Wereld 2025 eruit zien? En Nederland 2025? En wat betekent dit voor Kerk 2025? Ooit stuurde Jezus zijn leerlingen de wereld in. Zonder reiszak maar met schoenen voor onderweg. Zomaar te gaan... Van de leerlingen staat geschreven:

Ze gingen op weg en maakten bet goede nieuws bekend. (Marcus 6: 12)
Ze gingen op weg en riepen de mensen op om tot inkeer te komen.

Wat de toekomst ook zal brengen, als leerlingen van Jezus worden we nu geroepen deze zelfde weg te gaan. In goed vertrouwen dat de Geest ons daarin te hulp zal komen. Daarom bidden we om die Geest: Veni Creator Spiritus, Kom heilige Geest, vervul ons met uw volheid.