Hoofdstuk V

Het vermaan en de tucht van de kerk

III. Het vermaan en de tucht over de ambtsdragers

1. Een terecht opgelegde maatregel van schorsing kan niet worden opgeheven dan nadat genoegzame blijken van boetvaardigheid zijn betoond en de verzoening tot stand gekomen is.
2. Tot opheffing is bevoegd de vergadering, die de maatregel heeft genomen, of die in appèl uitspraak doet.