Aan Hare Majesteit de Koningin, Wie het behaagd heeft mij tot dit ambt te roepen, betuig ik mijn eerbiedige dank.

 

Mevrouw en Mijne Heren Curatoren dezer Universiteit,

Gaarne spreek ik mijn grote erkentelijkheid uit voor het feit, dat U mij voor mijn benoeming tot hoogleraar alhier hebt willen voordragen. De hartelijke wijze, waarop U mij in de afgelopen maanden hebt willen ontvangen en helpen, heeft mij bijzonder verblijd. Wat ik van de verhouding tussen Uw College en de Senaat reeds heb mogen zien, heeft mij de overtuiging gegeven, dat de onderlinge relatie hier zó voortreffelijk is, dat de belangen onzer Universiteit er ten zeerste bij zijn gebaat.

 

Dames en Heren Professoren en Lectoren,

De onlangs afgetreden en de huidige Rector Magnificus hebben mijn entree in Uw midden dermate vergemakkelijkt, dat het van Uw kant niet anders kon, of ik moest mij spoedig onder U thuis gevoelen. De contacten, die in enkele weken als vanzelf werden gelegd, doen mij vertrouwen, dat ik, wanneer het nodig mocht zijn en U tijd hebt, op Uw wetenschappelijke kennis geen vergeefs beroep zal behoeven te doen. Wederkerig zal ik U gaarne van dienst zijn, waar mij dat maar mogelijk is.

|18|

Mijne Heren Professoren in de Faculteit der Godgeleerdheid,

Dat U in de grootste eensgezindheid mij in Uw kring hebt willen opnemen, heeft mij verrast. De warme ontvangst, die mij van Uwentwege is te beurt gevallen, doet het beste voor een vruchtbare samenwerking hopen. Uw esprit de corps is overal bekend.

 

Hooggeleerde Van Rhijn,

Bij Uw luisterrijke afscheid in de Domkerk heb ik het als een bijzonder voorrecht beseft, dat ik, naar Uw eigen wens, U mag opvolgen. De pastorale hulpvaardigheid, die U mij in deze maanden hebt betoond, geven mij moed Uw arbeid over te nemen, omdat ik overtuigd ben, dat ik altijd bij U terecht kan. Als leerling van Eekhof, die ik hier eerbiedig en dankbaar gedenk, zal ik er vreugde in scheppen bij de wetenschapsbeoefening regelrecht te putten uit de bronnen der historie.

 

Dames en Heren Studenten,

De eerste kennismaking met U is al voorbij, maar het zal nog wel enige tijd duren, voor wij geheel en al op elkanders werkmethode zijn ingesteld. Voor zover U theologie studeert en zich op het predikambt voorbereidt, kan ik slechts hopen een synthese te vinden voor Uw wetenschappelijke en praktische vorming beide. Wat betreft de studiosi uit andere faculteiten spreek ik de wens uit, dat de wederkerige doordringing van hetgeen diverse wetenschappen vermogen te bieden, over en weer rijke vruchten zal opleveren.

 

Dat naast mijn Vrouw en kinderen ook mijn Vader deze dag mag beleven, en vele vrienden uit het kerkelijk, wetenschappelijk en verenigingsleven deze plechtigheid hebben willen bijwonen, stemt mij tot innige dankbaarheid jegens Hem, die alles leidt.

 

Ik dank U voor Uw aandacht.