4. Artikel 1 van de Kerkorde geeft ons haar bestek in enkele woorden:

Om goede orde in de gemeente van Christus te onderhouden zijn daarin nodig: de diensten, samenkomsten, opzicht der leer, sacramenten en ceremoniën, en christelijke straf, waarvan hierna ordelijk zal gehandeld worden. De artikelen 2-28 handelen over de diensten, de artikelen 29-51 over de samenkomsten of kerkelijke vergaderingen, de artikelen 53-70 over de leer, sacramenten en andere ceremoniën, de artikelen 71-81 over de kerkelijke tucht, waarna nog enkele slotartikelen volgen.

Hier hebben wij het bestek van onze Kerkorde, of wil men, het patroon. Als wij nu de vraag stellen of dit patroon van onze kerkorde overeenstemt met het grondbestek van de Schriftuurlijke kerkregering, zoals dit door onze Belijdenis is getekend, dan is het niet moeilijk om hierop een bevestigend antwoord te geven. Daar is immers een verrassende overeenkomst.

In beide gaat het over dezelfde zaken: de ambten of diensten, de kerkelijke vergaderingen, de leer en de sacramenten, de tucht en de verzorging der armen. Met recht menen wij te mogen zeggen, dat het grondpatroon van de Kerkorde met dat van onze Confessie overeenstemt.

Nu zou men hiertegen een tweetal bedenkingen kunnen inbrengen, die, werden ze geldig bevonden, tot de conclusie zouden moeten leiden, dat op de beweerde overeenstemming wel iets viel af te dingen, m.a.w. dat er een incongruentie bestaat tussen de Belijdenis en de Kerkorde.

In de eerste plaats zou naar voren gebracht kunnen worden dat er in de Kerkorde niet een apart hoofddeel aan de verzorging der armen wordt gewijd, zoals men misschien op grond van artikel 30 der Belijdenis zou verwachten.

Dit bezwaar is evenwel niet steekhoudend. De verzorging der armen is volstrekt geen vergeten hoofdstuk in de Kerkorde, maar in overeenstemming met de opzet, die men heeft genomen bij de uitwerking van de confessionele beginselen, zijn de artikelen over de verzorging der armen ondergebracht in het eerste hoofddeel van de Kerkorde, dat over de ambten, dus ook over het diakenambt, handelt.

|17|

De tweede bedenking, die te berde gebracht zou kunnen worden, is van ernstiger aard. Zij gaat namelijk over het gedeelte dat betrekking heeft op de kerkelijke samenkomsten, of zoals het beter is te zeggen, kerkelijke vergaderingen. De Kerkorde spreekt in artikel 29 over kerkelijke vergaderingen, in het meervoud dus, waarbij dan met name genoemd worden de vergaderingen van de kerkeraad, de classis, de particuliere synode en de generale synode. De Belijdenis daarentegen schijnt slechts één kerkelijke vergadering te kennen, namelijk die van de kerkeraad. In artikel 30 zegt zij, dat de dienaren des Woords met de ouderlingen en diakenen zijn als de raad der kerk. Classis en synode worden in de Belijdenis niet met name genoemd; zij schijnt dus geen meerdere vergaderingen te kennen. En zo vinden we hier dus blijkbaar een verschil, en dan nog al een belangrijk verschil, tussen Belijdenis en Kerkorde.

Toch moet ook dit bezwaar worden afgewezen, want in onze Confessie komt wel ter dege de synode voor, al wordt in dit verband het woord synode niet gebruikt. In artikel 32 der Belijdenis wordt gezegd, dat het nuttig en goed is dat zij die regeerders der kerk zijn onder zich zekere ordinantie instellen en bevestigen tot onderhouding van het lichaam der kerk. Hieruit wordt soms de conclusie getrokken, dat hier alleen gesproken wordt over de bevoegdheid van de kerkeraad om plaatselijke regelingen te treffen. Dit nu is volstrekt onjuist. Het gaat hier in dit artikel der Belijdenis over het maken van een kerkorde voor het gehele verband der kerken. Dit is gemakkelijk aan te tonen. In de eerste plaats door een vergelijking met de oorspronkelijke Franse tekst van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. In deze Franse tekst wordt gesproken over de Gouverneurs des Eglises, regeerders der kerken (meervoud), die samen een ordinantie maken tot onderhouding van het lichaam der kerk (enkelvoud). Dit nu kan nooit anders geschieden dan door het sámenkomen van deze regeerders der kerken, m.a.w. dit kan alleen door een synode geschieden. In de tweede plaats is het onjuiste van de conclusie dat het in artikel 32 alleen gaat over een kerkeraad aan te wijzen door een vergelijking met de tekst van de Belijdenis der Franse gereformeerde kerken. Het is bekend dat Guido de Brès deze Franse Belijdenis in vele gevallen letterlijk heeft gevolgd toen hij de Nederlandse Geloofsbelijdenis vervaardigde. Wat nu in onze Belijdenis in artikel 32 wordt beleden is een samentrekking in één artikel van de inhoud van twee artikelen in de Franse Confessie, namelijk de artikelen 32 en 33. Artikel 32 van deze Franse Belijdenis luidt vertaald: Wij geloven ook dat het goed (en nuttig) is, dat zij die gekozen zijn om opzieners te wezen, onder elkaar beraadslagen welke wijze zij moeten houden voor de regering van het gehele lichaam en zij toch niet

|18|

afwijken van hetgeen ons is bevolen door onze Here Jezus Christus, wat niet belet dat er enige bijzondere (particuliere) verordeningen kunnen zijn in elke plaats, naarmate de gelegenheid (geriefelijkheid) zal eisen. Deze gecursiveerde bijzin ontbreekt in onze Nederlandse Geloofsbelijdenis; G. de Brès heeft deze zin niet overgenomen. De verklaring ligt voor de hand. Het eerste gedeelte van artikel 32 der Franse Confessie over het maken van een kerkorde nam hij over, ook het meervoud: regeerders der kerken, die samen een kerkorde opstellen, maar het laatste gedeelte liet hij weg: het was immers vanzelfsprekend dat een kerkeraad plaatselijke verordeningen mocht maken. Wat daarna in de Franse Confessie in een apart artikel volgt, artikel 33, voegt De Brès met het eerste gedeelte van artikel 32 samen tot artikel 32 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Het lijdt daarom geen twijfel of onze Belijdenis kent het instituut van meerdere vergaderingen, van synoden, hetgeen o.a. ook het gevoelen is van A. Rotterdam, J.I. Doedes, H.H. Kuyper, M. Bouwman, e.a., 45).

Wij moeten dus beide bedenkingen tegen de beweerde overeenstemming in grondpatroon der kerkregering in Belijdenis en Kerkorde afwijzen. In beide vinden we hetzelfde bestek, dezelfde grondlijnen.