Heuvel, P. van den

De zesjaarlijkse stemming (2)

Genre: Literatuur, Bladartikel

|632|

De zesjaarlijkse stemming (2)

 

De gemeente kan in november een keuze maken uit drie mogelijkheden om in de komende zes jaar de ambtsdragers te verkiezen. Het zijn de belijdende leden van de gemeente die daarover een beslissing nemen.

 

Verkiezing door de lidmaten (ord. 3-5)

De eerste mogelijkheid is dat de lidmaten de bevoegdheid tot verkiezing van de ouderlingen en diakenen aan zichzelf voorbehouden. Het is niet toevallig dat deze mogelijkheid als eerste wordt genoemd. Deze mogelijkheid blijft het dichtst bij het principiële uitgangspunt dat de verkiezing van haar ambtsdragers een zaak is van de gemeente zelf.
Bij deze vorm is de inbreng van de gemeente het grootst. De lidmaten dragen namen aan voor de verkiezingslijst. Als een naam door tien lidmaten is ingediend of ondersteund moet deze naam op de verkiezingslijst worden geplaatst. Op de avond van de verkiezing wordt door de lidmaten uit de namen die op de verkiezingslijst staan, een keuze gemaakt.
Heeft de kerkenraad dan geen enkele invloed? Ja zeker. Om te beginnen is de kerkenraad bevoegd om ook zelf namen aan de verkiezingslijst toe te voegen (niet om door tien of meer lidmaten ingediende namen weg te laten!). En vervolgens kan de kerkenraad de verkiezingslijst in volgorde van voorkeur publiceren, zodat de kerkenraad de mogelijkheid heeft om daarmee de gemeente een advies te geven.
Als er één naam is ingediend, kan de kerkenraad òf deze persoon direct verkozen verklaren òf zelf een tweede naam toevoegen zodat de lidmaten uit deze beide namen kunnen kiezen.
Als er niemand is ingediend kan de kerkenraad zelf in de vacature voorzien.

 

Verkiezing via dubbeltallen (ord. 3-8)

De tweede mogelijkheid wordt door de kerkorde genoemd ‘verkiezing op voordracht van de kerkenraad’. Ook bij deze methode wordt aan de gemeente gevraagd namen van geschikte kandidaten in te dienen (dat moet bij alle drie methoden gevraagd worden!). Maar deze keer worden de ingediende personen niet automatisch op de lijst geplaatst. Nu moet de kerkenraad, na kennisneming van de ingekomen aanbevelingen, voor elke vacature een dubbeltal opmaken. Het verdient aanbeveling daarbij zoveel mogelijk gebruik te maken van de ingediende namen, maar de kerkenraad is daartoe niet verplicht. Het kan bijvoorbeeld gebeuren dat de kerkenraad van mening is dat een voorgedragen persoon beter niet tot ambtsdrager verkozen kan worden. Soms is dat op grond van informatie die vertrouwelijk moet blijven. Dan kan de kerkenraad een andere naam op het dubbeltal plaatsen en die eerste naam ter zijde leggen.
De kerkenraad moet van deze bevoegdheid natuurlijk geen misbruik maken en mag deze regel niet gebruiken om machtspolitiek te bedrijven. De inbreng van de gemeente dient altijd maximaal serieus genomen te worden. Maar aan de kerkenraad wordt hier wel een eigen verantwoordelijkheid in het geheel gegeven.
De gemeente moet in dit geval kiezen uit de haar voorgelegde dubbeltallen. Ook hier geldt weer: als er één naam is ingediend, kan de kerkenraad deze direct verkozen verklaren òf (als de kerkenraad dat niet wijs acht) toch een dubbeltal opstellen zodat de lidmaten daaruit moeten kiezen. Als er niemand is ingediend kan ook nu de kerkenraad zelf in de vacature voorzien.

 

Verkiezing door de kerkenraad (ord. 3-9)

De mogelijkheid van verkiezing door de kerkenraad wordt bewust als laatste genoemd omdat we hiermee rijkelijk ver verwijderd zijn van het uitgangspunt dat de gemeente zelf haar ambtsdragers verkiest. De gemeente komt er vrijwel niet aan te pas, wordt alleen nog gevraagd om namen in te dienen.
De procedure is eenvoudig: de kerkenraad neemt er kennis van wie door de gemeente is voorgedragen en verkiest vervolgens zelf de ambtsdragers. Uiteraard zal de kerkenraad daarbij de ingediende namen ernstig overwegen, maar hij kan ook andere niet-genoemde personen verkiezen.
Deze verkiezingsmethode was in het ontwerp van de kerkorde van 1951 niet opgenomen en werd aanvankelijk in meerderheid door de synode afgewezen. De commissie kerkorde heeft ‘elke mogelijkheid van coöptatie door de kerkenraad willen uitsluiten’. Met coöptatie wordt bedoeld dat een college zichzelf aanvult, dus zonder invloed van buitenaf. Uiteindelijk is de ‘verkiezing door de kerkenraad’ toch opgenomen omdat men in de synode ook wel de schaduwzijden zag van een verkiezing waaraan honderden mensen zouden deelnemen. Kan men met zovelen nog werkelijk overleggen? Zal dat niet partijvorming in de hand werken? ‘Een massale stemming roept ongetwijfeld boze geesten op’, zo werd gesteld. Als de beslissing berust bij een kleiner gezelschap kunnen de hartstochten van een verkiezingsstrijd beter worden vermeden.
Uiteindelijk is ook deze derde methode opgenomen, niet als ‘verkapte coöptatie’ (zo werd nadrukkelijk uitgesproken), maar als mogelijkheid dat de gemeente voor de komende periode haar vertrouwen aan de kerkenraad geeft. De kerkenraad heeft daarbij wel degelijk rekening te houden met de gemeente. Deze methode kan slechts functioneren als de kerkenraad geen misbruik maakt van het geschonken vertrouwen. ‘Van de kerkenraden moet geen dictatuur, maar wel leiding uitgaan’, aldus de toenmalige scriba.
Deze wijze van verkiezen treft men nogal eens aan in grotere gemeenten waar men elkaar onvoldoende kent en waar men via deze methode beter aan de verscheidenheid in de gemeente recht kan doen. Deze verkiezingsmethode mag uiteraard niet gebruikt worden om de invloed van de gemeente zoveel mogelijk buiten te sluiten.

 

De zesjaarlijkse stemming

Bij de zesjaarlijkse stemming zelf vinden twee stemmingen plaats.
Eerst is er de stemming over de vraag:
* houden de lidmaten de bevoegdheid tot verkiezing van ouderlin­gen en diakenen geheel aan zichzelf, of
* krijgt de kerkenraad een (gehele of gedeeltelijke) machtiging?
Als voor het eerste is gekozen hoeft er verder niet gestemd te worden en worden de ambtsdragers de komende tijd verkozen via de bepalingen van ord. 3-5.
Wanneer voor gehele of gedeelte machtiging is gekozen is, moet in dezelfde vergadering van lidmaten een tweede stemming worden gehouden (ord. 3-7). Nu wordt de vraag gesteld:
* wordt de verkiezing van ouderlingen en diakenen geheel aan de kerkenraad opgedragen (volgens ord. 3-9), of
* krijgt de kerkenraad alleen recht van voordracht (via dubbeltallen, volgens ord. 3-8).
Het is kerkordelijk niet juist om de lidmaten direct bij de eerste stemming drie mogelijkheden voor te leggen, om één van de drie te kiezen. Het is wel mogelijk om de beide stemmingen op één formulier te laten afdrukken.
Tenslotte: alle belijdende leden van de (wijk)gemeente hebben stemrecht. Daartoe behoren ook zij die officieel zijn overgeschreven volgens de perforatie-regeling (ord. 2-1-2a en ord. 2-10-2a). Ambtsdragers hebben altijd stemrecht in de (wijk)gemeente waar ze hun ambt vervullen (ord. 2-10-5). Er is voor deze vergadering geen quorum nodig. De uitslag telt dus ook als minder dan de helft van de lidmaten aanwezig is. Binnen acht dagen na de stemming wordt van de uitslag bericht gedaan aan het breed moderamen van de classicale vergadering.