7.9 Bijbelvertaling, liedboek en dienstboek

In de eredienst gaat het om ‘de lezing van de Heilige Schrift en de prediking van het evangelie, de bediening en viering van de doop en het avondmaal, de dienst van lofzang en gebed en de dienst van barmhartigheid en gerechtigheid’ (art. VII-1). Daarvoor zijn bijbelvertalingen nodig en liedbundels, orden van dienst en wellicht gebedsteksten. Er is voor de kerk op dat gebied veel beschikbaar. De generale synode heeft hierin een eigen verantwoordelijkheid — waarbij als motief genoemd wordt het bevorderen van de eenheid in de kerk —, maar de woordkeus in ord. 5-9 maakt direct duidelijk dat het er niet om kan gaan alles ‘van bovenaf’ in de grootst mogelijke uniformiteit te regelen.

Opvallend zijn de nuances in de gebruikte werkwoorden. Bijbelvertalingen worden door de synode aangewezen, psalm- en gezangboeken aangeboden, en ze worden in de eredienst ‘bij voorkeur’ gebruikt. Orden van dienst (samengebracht in het dienstboek van de kerk) worden echter vastgesteld, en hier geldt een sterkere verplichting er gebruik van te maken — waarbij overigens het dienstboek een grote afwisseling aan mogelijke teksten laat zien op praktisch alle terreinen. Steeds weer komt men in kerkorde en ordinanties de uitdrukking ‘met gebruikmaking

|203|

van een van de orden uit het dienstboek van de kerk’ of woorden van gelijke strekking tegen. In ord. 5-9-2 wordt het haast ten overvloede nogmaals gezegd: ‘De eredienst, de bediening en viering van de doop en van het avondmaal, de openbare geloofsbelijdenis, de bevestiging van ambtsdragers, de inleiding van hen die in een bediening worden gesteld, de trouwdiensten en de diensten van rouwdragen en gedenken geschieden met gebruikmaking van door de generale synode vastgestelde orden.’ Men vindt een zelfde bepaling ook bij de kerkordelijke regeling van elk van de hier genoemde elementen van de eredienst. Menigeen zal zich de vraag stellen of en in hoeverre het hier mogelijk is van het dienstboek af te wijken. Wordt bij bijbelvertalingen en liedbundels nog gezegd dat daarvan in de eredienst ‘bij voorkeur’ gebruikgemaakt wordt, ten aanzien van de orden van dienst is de kerkorde strikter. Dat ligt om twee redenen voor de hand. Allereerst zijn er elementen in de eredienst waar het van groot belang is zich letterlijk te houden aan de door de traditie geijkte en/of door de kerk vastgestelde formuleringen. Het hanteren van een andere dan de bekende trinitarische doopformule is ontoelaatbaar, al was het maar omwille van goede oecumenische verhoudingen. De wederzijdse dooperkenning tussen de Protestantse Kerk in Nederland en de Rooms-Katholieke Kerk is bijvoorbeeld gebaseerd op een consequent vasthouden aan de klassieke doopformule. Maar bovenal dient van dergelijke formuleringen — te denken is hier ook aan de avondmaalswoorden — niet te worden afgeweken omwille van de zaak zelf. Iets dergelijks geldt voor beloften die worden afgelegd bij de aanvaarding van een ambt of de inleiding in een bediening. Er mag achteraf geen twijfel kunnen bestaan over de vraag wat iemand in dat kader heeft toegezegd (in de kerkelijke rechtspraak zal men er altijd vanuit gaan, dat hierbij het dienstboek is gevolgd).

Een tweede reden ligt in de grote schat aan materiaal die in het dienstboek wordt aangereikt. Bij alle ambtshandelingen waar het hier vooral om gaat, biedt het dienstboek voor de niet direct geijkte onderdelen van een orde zoveel keuzemogelijkheden, dat elke gemeente daarin wel kan vinden wat bij de eigen spiritualiteit past. Het is dan ook niet meer dan een kwestie van een zekere bescheidenheid zich daaraan zoveel mogelijk te houden, zonder dat daarmee van een ‘slaafs volgen’ sprake behoeft te zijn. Er zijn immers nog altijd vele mogelijkheden om, bijvoorbeeld met het oog op degenen die een kind ten doop houden of die in het ambt bevestigd worden, in verkondiging, gebeden en anderszins aan de dienst een heel persoonlijke invulling te geven.

Wat wordt nu precies verstaan onder het dienstboek van de kerk, waarin de orden worden samengebracht? Het Dienstboek. Een Proeve — Schrift, Maaltijd, Gebed (1998) is in kerkordelijke zin slechts een onderdeel daarvan en vormt in feite de afleveringen 4 en 5 van een serie. Er zijn ook de reeds eerder verschenen Proeven voor de diensten van rouwdragen en gedenken, voor de bevestiging van ambtsdragers en voor doop en belijdenis.2 Bij dit alles gaat het dus om ‘proeven’, waarover de synode nog een definitief besluit moet nemen (ord. 5-9-3, zie onder).


[205] 2. Commissie Dienstboek, Proeven voor de Eredienst, aflevering 1: Liturgie in dagen van rouw, Leidschendam/Leusden (1987), aflevering 2: Bevestiging van ambtsdragers, Leidschendam/Leusden (1989), aflevering 3: Doop en belijdenis, Zoetermeer (1993).

|204|

Maar onder dat voorbehoud maken zij wel deel uit van het dienstboek. Van belang is voorts ovb. 206. Deze bepaling geeft aan dat hier ook de orden van de kerken die zijn samengegaan in de Protestantse Kerk in Nederland bij worden gerekend. Onder de te gebruiken orden van dienst vallen dus ook de klassieke formulieren die voor de vereniging in de kerken in gebruik waren. Tenslotte zij opgemerkt dat de Waalse gemeenten, verenigd in de Réunion Wallonne, krachtens ord. 4-21-5 de ruimte hebben voor een eigen beleid op dit terrein.

De eigen verantwoordelijkheid van de gemeenten blijkt ook uit ord. 5-9-3. De generale synode geeft nieuwe uitgaven in deze sfeer steeds eerst gedurende enige tijd vrij ter beproeving door de gemeenten. Dan worden de classicale vergaderingen en de desbetreffende adviesorganen gehoord, voordat de synode een definitief besluit neemt.

Moet men bij het dienstboek al niet denken aan één boekwerk, dat geldt nog veel méér voor het in ord. 5-9-4 genoemde ‘kerkboek’. Alleen al vanwege de dan noodzakelijke omvang zal een dergelijke bundel met psalmen, gezangen, orden van dienst én belijdenisgeschriften nooit in één uitgave kunnen worden gebundeld.